Op de rand van een depressie naar Ijsland

27 – 29 juni 2023

Grauw ligt hij in de midscheepse kooi. De beste plek op zee als het er stevig aan toe gaat. En dat doet het. Grauw is hij, opstapper Eric, en al ligt hij in die goeie midscheepse kooi, de zeeziekte gaat niet over…

Twee dagen eerder. We liggen afgemeerd in Miðvágur, de afmeerplek die het dichtst bij de luchthaven van de Faeröer ligt, waar Eric op zondagavond landt.

Elke dag, wat zeg ik, om de paar uur, kijken we Windy er op na, en Windfinder, en YR, en download ik gribfiles. Wachtend op een weervenster om naar Ijsland te varen. En als op dinsdag onze geplande uitstap naar het eiland Mykines niet doorgaat omdat de ferry wordt afgelast, beslissen we om de oversteek te maken. Traag schuift een kern van lage druk ten zuiden van Ijsland noordwaarts. De wind die in tegenwijzerzin rond die depressie draait zal ons net lang genoeg zuidenwind bezorgen om de oversteek van 250 mijl te maken. En zuidenwind, dat betekent ruime wind, een windhoek waaruit het al wat harder mag blazen zonder dat het pijn doet. Er zit 25, misschien 30 knopen in.

Eric vindt alles goed zo lang hij maar niets moet beslissen, hij heeft een drukke periode achter de rug…

Wat was het mooi, het vertrek uit Miðvágur onder een blauwe hemel en met zon. Trøllkonfingur, ofwel de heksenvinger leek helemaal niet vermanend, maar prettig mysterieus in fijne flarden mist. Mooi was het langzaam wegvaren van de felgroene steile rotsen die we nog heel lang zien.

Maar wanneer weer en wind doen wat voorspeld was, en méér, is het over met de pret. En wordt Eric zeeziek. Las en ik wisselen elkaar af. Het spookt op zee en in de eerste nacht krijgen we pieken tot dik 38 knopen. Voor Eric is het moordend. Dat we 159 mijl in de eerste 24 uur afleggen, ontgaat hem volledig. Eten noch drinken lukt, zelfs de droogste cracker of een slokje water keren terug.

45 uur na vertrek, de wind is helemaal in elkaar gezakt, lopen we Djúpivogur aan, Eric herleeft bij een kop thee met een overdosis suiker erin.

Als we even later met hulp van de vriendelijke havenmeester mooi afgemeerd liggen aan een steiger en de deining van de zee iets uit een lang vervlogen tijdperk geworden is, iets waarvan je je in de rust van de haven zelfs niet kan voorstellen hoe het voelt, is Eric weer helemaal Eric. Een transformatie waar Dr Jekyll and Mr Hyde bij verbleken.

Aan stuurboord wappert de Ijslandse vlag samen met de gele Q vlag maar niemand van de douane daagt op. Als we het navragen, vernemen we dat de douane het te druk heeft en dat er iemand van de politie zal komen. De jongen van de politie heeft nog nooit eerder een zeilboot ingeklaard en worstelt met de formulieren. Ja, meervoud. Want per boot in IJsland aankomen, daar hoort wat papierwerk bij. Welgeteld vijf rapporten.

Het opmerkelijkste is misschien wel de health declaration. Ik vertaal even wat we hier moeten verklaren:

Ik verklaar hierbij in eer en geweten

  • dat mijn schip geen personen vervoert die lijden aan of verondersteld worden te lijden aan een besmettelijke ziekte, 
  • noch personen waarvan geweten is of verondersteld wordt dat ze een ernstige infectie kunnen verspreiden (dragers), 
  • noch stoffelijke overschotten van personen waarvan geweten is of waarvan verondersteld wordt dat ze overleden zijn aan een besmettelijke ziekte,
  • en dat er geen abnormale sterfte waargenomen is onder de ratten of andere knaagdieren die aan boord van het schip zouden kunnen zijn.

Ik moet het een paar keer lezen om het te geloven en ik bijt op mijn onderlip om het niet in lachen uit te barsten… Besmettelijke ziektes, stoffelijke overschotten, ratten?

Ik kijk naar Eric die dankzij de suikerboost weer helemaal zijn vrolijke, springlevende zelf is geworden en verbaas me erover hoe snel zeeziekte kan verdwijnen. En besmettelijk kan ik zeeziekte ook niet noemen. Ik onderteken het formulier. We zijn in Ijsland!