De knoop

Papier is gewillig zei men vroeger. Het papier van toen is nu internet geworden. En dat internet, dat is nog gewilliger, overtuigender, dan het papier van toen. Kijk op Instagram maar naar accounts of hashtags als Faroeislands of Visitfaroeislands. Dan zie je drones langs duizelingwekkende hellingen scheren, mensen op toppen van steile kliffen balanceren, er komen kolkende watervallen voorbij en van de buitenwereld afgesneden kabouterdorpjes met grasdaken. Beelden verzadigd van duister donkergroen en onheilspellend zwart.

Daarbovenop komt nog de inleiding op Faeröer in onze vaargids voor de ‘Arctic and Northern Waters’‘Tides and races are fierce and dangerous; fog is often dense and sudden; most anchorages are exposed to at least one direction and are subject to strong, irregular katabatic winds off the high and precipitous land…’ Gaan wij daar naar toe?

Het is al te laat om nog te bestellen als ik ontdek dat er zoiets bestaat als de Streymkort fyri Føroyar, een getijdenatlas voor de Faeröer. In de vaargids staat een afbeelding van een pagina daaruit. Vlammende oranje tongen staan voor gevaarlijke stroomversnellingen, ik zie botsende stroompijlen, en woorden als vestfalskyrrindi en eystfalskyrrindi… Om deze stroomkaarten te interpreteren heb je ook nog de moon’s meridian passage nodig, te vinden in de Almanakki, een andere Faeröerse publicatie… Te laat om ons in dit alles te verdiepen, maar gelukkig is er ook een app met de naam Rák. Zou nauwkeurig en gebruiksvriendelijk moeten zijn…

Woensdag 31 mei 2023. Onze route op de digitale kaart is uitgezet, 185 mijl tot Suðuroy, het zuidelijkste van de 18 Faeröer eilanden. Van de twee aanloophavens, Tvøroyri en Vágur, kiezen we voor de laatste. Er zit een kleine knoop in mijn maag. Dit onbekende vaargebied lijkt ineens een onherbergzame bestemming…

We hebben gewacht op de uitgaande stroom om uit de Bluemull Sound weg te varen maar hebben de wind op kop. Wind tegen stroom maken een wildwaterbaan van de 2,5 mijl naar open zee. De knoop komt strakker te zitten, Las neemt het stuurwiel over en loodst ons uit de wasmachine… Ook op zee vlot het niet meteen. Het heeft hard gewaaid en er staat meer zee dan wind. We kruisen in ongemakkelijke, trage slagen tot er meer regelmaat komt en onze koers bezeild is. De zee wordt vlakker en met volle zeilen lopen we heerlijk soepel, de knoop ontspant. Voor de enige hindernis onderweg, het Clair Ridge Oil Field, gaan we een beetje zuidelijker varen. Om middernacht is het nog niet helemaal donker, tegen 03:00 alweer licht, de ochtendgloed rozig.

Rond de middag krijgen we volop zon, zakt de wind in elkaar en moet de motor aan.

Om halftien ’s avonds, 34 uur en 194 mijl na vertrek, lopen we Vágsfjørdur binnen, een brede fjord zonder noemenswaardige gevaren of verontrustende stromingen. Niet veel later liggen we afgemeerd aan een stoere kade met autobanden, we zijn in de Faeröer!

Suðuroy. Een langgerekt dinosaurusjong dat op zijn achterpoten danst.

Ongerept wegens niet gemakkelijk bereikbaar voor toeristen. Samen met Ron en Joce van ‘De Verleiding’, ook een Breehorn, en een dag na ons aangekomen, gaan we op ontdekking. Vijf dagen blijven we op Suðuroy en elke dag krijgen we een beetje mooier weer. We maken flinke wandeltochten en zelfs een roadtrip met een huurautootje.

Het donkere beeld dat ik van de Faeröer had wordt dag na dag ingehaald door wat ik te zien krijg. Steile kliffen, ja, die zijn er wel, maar met gras dat lichter groen is dan verwacht, en diep beneden een helderblauwe zee. Donkergroen en zwart zijn er ook, en grasdaken. Maar die ogen niet somber, eerder uitnodigend, zoals in het dorpje Porkeri met zijn stemmig kerkje. Kapitein-met-pensioen Zacharias komt voor ons openmaken en vertelt honderduit over het leven op Suðuroy. Bij het afscheid krijgen we een langdurende handdruk, warm en welgemeend.

In het dorpje Sandvík, net voorbij een mooie baai, zien we huisjes in alle kleuren van de regenboog. En de juni-zon maakt zelfs van mist iets prachtigs.

Nog even terug naar onze vaargids, en naar de laatste zin van de inleiding tot de Faeröer: ‘A few days of fine weather with visibility amply repay the effort of sailing to the Faroe Islands…’

Ik kijk omhoog, naar onze Faeröerse beleefdheidsvlag in het want aan stuurboord. Ze wappert wat stijfjes. Ik knutselde ze dan ook zelf in elkaar met een oud servet, een restje afdekzeil en een verknipte boodschappentas. Maar wat zijn het wit, rood en blauw vrolijk.

We maken ons klaar voor vertrek naar een volgend eiland. Op de Rák app zijn er geen problemen wat de stroming betreft. De knoop is weg…

Een kombuisgeheim, een kapotte ankerlier en zin om te breien…

Symbister, Whalsay, Shetland

De afstand tussen de boot en de kade wordt kleiner, nog een beetje en ik kan de landvast om de grote bolder werpen. En dan hoor ik het. Geblaat. Geblaat van schapen. Na 188 mijl varen zijn we in Shetland! En wel in Symbister, op het eiland Whalsay. Na een verkwikkende nachtrust maken we kennis met Rudy en Harvey. Harvey is het hondje van Rudy en volgt hem als een schaduw. Rudy is afkomstig uit Zuid-Afrika, na allerlei omzwervingen in Schotland verliefd geworden op een Shetlandse meid en nu zowat opperhoofd van de kades van Symbister. “Nee”, wijst hij met een breed gebaar, “alles wat je hier ziet liggen is geen lukraak neergepote rommel, dat is opslagruimte van de vissers.” Ieder heeft zijn plekje en Rudy waakt erover. Hij rekent ons ook de 35£ aan waarvoor we een maand aan elke kade in Shetland mogen afmeren. En iedere boot die binnen- of buitenvaart komt op zijn handgeschreven lijst.

Wij zijn de eerste zeilboot die dit jaar Symbister aandoet. Rudy vindt dit geweldig, verwelkomt ons niet alleen uitgebreid maar beweert ons ook alles te kunnen bezorgen wat we maar nodig hebben. Ik pols voorzichtig naar vis, of scallops, coquilles, misschien? “Kan allemaal”, verzekert hij ons. Hij wijst naar een boot iets verderop, de ‘Radiance‘. Die vist op scallops. “En weet je”, vertelt hij met twinkelogen, “die man heeft een recept van scallops met black pudding. Delicious!” Coquilles en bloedworst, gek, maar als we boodschappen doen in één van de twee winkels van het eiland, koop ik alvast een black pudding. Twee dagen later hebben we de ‘Radiance‘ al zien uitvaren en weer afmeren, maar de scallops hebben we nog niet gezien. Aandringen durf ik niet.

We fietsen het eiland af tot aan de noordkant waar, geloof het of niet, een 18 holes golfterrein is. Maar het weer is zo lang slecht geweest en er is nog veel werk aan het terrein. Op dit ogenblik zijn er meer schapen dan golfers te zien op het noordelijkst gelegen golfcourt van de Britsh Isles.

Dat er geld is op Whalsay, zegt men, veel geld. Er wonen een paar eigenaars van ‘pelagic trawlers’. Geen idee wat pelagic betekent, en als Google Translate het vertaalt als pelagisch, dan ben ik nog niet veel wijzer. Maar de Charisma, het gigantische schip dat aan de kade ligt, laat vermoeden dat er heel veel vis mee kan worden gevangen.

Als we op de dag van ons vertrek nog even naar de winkel lopen, vertraagt plots een stoere donkere pick-up naast ons. Het raampje gaat naar beneden. “Ay, you are the people of the sailing yacht, right?” Het is de schipper van de ‘Radiance‘. Hij laat weten dat er naast zijn schip een zak met scallops op de kade staat. Voor ons. Hij moet snel weg, is druk druk druk, want er is iets stuk aan zijn boot. Tegen de tijd dat we bij de kade zijn, is hij er ook alweer. “Neem maar,” wuift hij. Ik til de zak op en schrik van het gewicht. De schipper demonstreert nog hoe we een schelp moeten openmaken en de prachtige vrucht eruit snijden. En hoe dat nu met die black pudding zit, vraag ik hem nog. Hij glimlacht en trekt verlegen één schouder op. “Nu jaaa, het zit zo…, ik heb dat ooit eens geprobeerd, en nu spreken ze er op het eiland nóg van. Maar het was echt lekker!” Bloost hij nu? Betalen mogen we niet en het mes waarmee hij de schelp opende krijgen we mee…

De hele tocht naar Catfirth, een ankerplek iets verderop, maak ik scallops schoon. Ik tel ze, 81 zijn het er. En als ik ze allemaal heb opengemaakt, weeg ik de vruchten. Ruim 1,2 kg…

Als ze kraakvers zijn hebben coquilles niet veel opsmuk nodig. Ik bak ze kort in de heerlijke zoute boter die ik nog van Noorwegen heb en geef ze met een draai van de molen een vleugje zwarte peper. Nog een krokant slaatje met komkommer en tomaat erbij en een kommetje rijst, en je hoort ons niet meer…

Van Catfirth dobberen we onder een blauwe hemel en een mooi lentezonnetje naar het zuiden, naar Lerwick. We varen buitenom het prachtige eiland Noss met zijn talloze vogelkolonies en besluiten er voor de lunch te ankeren bij Nesti Voe.

Dit keer combineer ik de coquilles met gebakken spekreepjes en serveer ze op een bedje van sla.

Maar als we in de late namiddag het anker willen lichten, wil de ankerlier niet mee. De ketting gaat niet omhoog maar ratelt ongegeneerd naar beneden. Las krijgt ze op tijd gestopt, knutstelt wat aan de lier, maar zonder veel resultaat. Uiteindelijk zeulen we het anker met de hand omhoog. Hier moeten we dringend naar laten kijken…

Dezelfde avond meren we af in Lerwick en eten voor de derde keer op rij scallops. En als eerbetoon aan onze charmante visser uit Symbister haal ik er de black pudding bij. Het wordt een smakelijk en stevig avondmaal met gebakken schijven bloedworst, coquilles, appels en uien, gekarameliseerd met Golden Syrup, en gebakken aardappelen…

Hier zijn we dan in de hoofdstad van de Shetland eilanden, Lerwick, dat leeft op het ritme van de cruiseschepen.

Wist je dat er op de website van de stad te lezen staat wanneer welke schepen afmeren? Dan overspoelen grote groepen toeristen het anders zo stille Lerwick. Dankzij die toeristen floreren de winkeltjes in de hoofdstraat die parallel met de kade loopt. Eén van die winkeltjes is de wolwinkel Jamieson’s. Bestaat al sinds 1893. Ze hebben er de allermooiste wol van Shetland schapen. In de etalage kijk ik gefascineerd naar de mooie fair isle breimotieven. Door de reparatie van de ankerlier zijn we hier de eerste dagen beslist nog niet weg… Wat als ik nu eens zou gaan breien…

Van drie straffe zeevrouwen en een zeezieke man…

Zeilend reizen is traag reizen. Prettig is dat, het geeft tijd voor alle moois onderweg. Landschappen, beelden, zelfs poëzie. Of verhalen, soms uit lang vervlogen tijden…

3 mei 2023. We vertrekken uit Florø, Noorwegen, en na een korte passage op het mooie eiland Svanøy zeilen we onder een lentezonnetje naar Bulandet.

Ver in het westen, waar de zee breed openspat, daar zal je eilanden zien, het zijn er nogal wat. En als je ze telt, is het duidelijk en klaar, het zijn er zoveel als de dagen in een jaar. (vrij vertaald)

Bulandet is een archipel van, jawel, 365 eilanden. Nu ja, eilanden… Er zijn 15 hoofdeilanden en dan nog een boel kleinere eilandjes, rotsblokken en kruimels, uitgestrekt over 6 mijl. We meren af op een van de meest westelijke eilanden dat, net zoals de archipel, Bulandet heet. Helemaal aan de andere kant, in het oosten, ligt Vaerlandet. Daar kijk je uit op Alden, ook wel ‘den norske hesten’ of ‘het Noorse paard’ genoemd. Daarachter ligt weer een eiland, Tvibyrge, en dáárachter nog een, Atløy. Pas dán ben je bij het vasteland.

We fietsen er door een bijzonder landschap met diepblauwe inhammen, dorre grassen en bultige rotsen, gepolijst door de wind.

Fietsen, dat kan je doen van Bulandet tot Værlandet want nu zijn de hoofdeilanden van de archipel onderling met bruggen verbonden. Dat was lang niet zo. En al zeker niet in 1885…

Het was februari en een ijzige zuiderstorm hield al dagenlang aan. Een schip, de ‘Gugner’, was zo’n 100 mijl ten noorden van Bulandet van haar anker gegaan en op drift geraakt. In een poging zeilend ergens te komen kapseisde ze, één man sloeg overboord en verdronk. Drie dagen joegen wind en stroom het schip naar het noorden en toen het bij Bulandet op de rotsen liep waren er van de elf mannen nog slechts zeven in leven… Berte Hellersøy, een jonge vrouw van 25, zag dat gebeuren en zonder aarzelen schoot ze in actie. Samen met Hansine Tistel, 21, én de schoolmeester, roeide ze door sneeuw en wind in een kleine boot naar de rotsen. Berte en Hansine kenden het gebied tussen de scheren, want zo heten de rotsen hier, als geen ander, en slaagden erin om vier man in veiligheid te brengen. Ook met een tweede boot ging Berte mee en konden de drie overgebleven mannen worden gered. Iedereen was het erover eens dat de redding te danken was aan die twee dappere dames en ze kregen een medaille.

En later zelfs een standbeeld. Op Hellersøy zie je ze uitkijken over zee, twee sobere vrouwenfiguren, stenen haren in de wind. De armen gekruist, een gebaar van geborgenheid…

7 mei 2023. We zetten koers naar de ‘overkant’, 188 mijl westzuidwest naar het eiland Whalsay, Shetland. Twee zeiltochten later komen we aan in Lerwick waar we een auto huren om plekken te ontdekken waar je met de boot niet zo makkelijk komt. Zoals Sumburgh, het zuidelijkste puntje van Shetland.

En daar kruist nog een zee-heldin ons pad…

Ooit woonde er in Grutness een oude vrijster die kon breien als de beste. Betty Mouat was haar naam. Als jong meisje was ze per abuis door een jager in het hoofd geschoten en van alle hagel in haar Shetlandse hoofdje had men maar één kogeltje kunnen verwijderen. Sedertdien sukkelde ze met haar gezondheid. Op een koude januaridag in 1886 wou ze in Lerwick een dokter zien en er ook wat van haar beroemde breigoed verkopen. Omdat ze niet goed te been was besloot ze mee te varen met een vissersschuit, de ‘Columbine’. Maar onderweg stak een felle storm op… De kapitein sloeg overboord, en toen zijn twee matrozen hem met een sloep wilden gaan redden, raakten ze, o wee, niet meer terug bij de ‘Columbine‘! Daar zat Betty, alleen en doodsbang, in een boot die zich steeds verder van de kust verwijderde. In haar mandje een liter melk en een pak beschuiten. Acht dagen later spoelde ze aan op de Noorse kust, op het eiland Lepsøya, niet ver van Ålesund, waar vissers haar uit haar penibele situatie verlosten. Betty’s redding had zich als een lopend vuurtje in Shetland verspreid en bij haar terugkeer stond er 1500 man te juichen op de kade! Ze werd een curiositeit, kreeg zelfs een brief én 20£ van Queen Victoria…

Tot zo ver de straffe zeevrouwen. En die zeezieke man? Wel, dat is mijn schipper. Die tijdens de 31 uur durende oversteek van Noorwegen naar Shetland voor het eerst van zijn leven echt zeeziek werd. Bij flinke zee had hij wat gefixt op het voordek, was na die inspanning binnen gaan liggen, te warm gekleed, maar kon er de slaap niet vatten. Niet veel later hing hij buiten boven een emmer, het gezicht lichtgrijs, zweetdruppels op het voorhoofd… Zowat de rest van de tocht bleef hij mottig, maar deed zijn wacht, klaagde niet, en stuurde zelfs af en toe. Zeeziek ja, maar ook wel een beetje een held…

Eilandhoppend over de Vestfjord

31 juli – 10 augustus 2022 – ‘Wil je de drukte van de Lofoten ontlopen, dan moet je naar Værøy en Røst‘, zegt men ons. ‘Sla op je terugtocht vooral het eiland Myken niet over… Vergeet ook de archipel van Træna niet. En Lovund…’ En zo zeilen we eilandhoppend de Vestfjord over, terug richting Helgeland kust…

Ik zeg het er maar meteen bij, van geen van deze vijf eilanden had ik ooit gehoord. Maar wat een verrassingen hebben ze voor ons in petto. Wat dacht je van loodrechte klippen, de schipbreuk van een vijftiende-eeuwse Italiaan, single malt boven de poolcirkel, een zingende kreeft of een jaarlijkse gebeurtenis als lundkommardagen. Wat dat betekent, lees je zo..

Væroy – De vorm van een dinosaurusjong en duizelingwekkend groene klippen heeft dit eiland van amper 17,5 km² groot. Het zomerse weer is perfect voor een tocht naar het 438 meter hoge Håheien. Het aanvankelijk comfortabele pad gaat hoger en hoger en wordt steeds smaller tot we balanceren op een helling, zo steil, dat het mijn schipper te veel wordt. Ver beneden gaapt de blauwe baai. Geef hem storm op zee, en golven zo veel je wil, maar geen hoogtes als deze. De diepte heeft een misselijkmakende aantrekkingskracht op hem en dwars door kniehoog gras, heide en heesters vlucht hij naar een veilige vlakte. De volgende ochtend is een zweem van misselijkheid ook mijn deel… Een kater volgt op een gezellige borrel met Noorse buren bij ons aan boord én een nachtje doorzakken in de enige pub op Værøy. Half Værøy zit er. En er klinkt niet alleen Noors, maar ook Pools, en Roemeens. De visverwerkende bedrijven komen handen tekort en er valt goed geld te verdienen… Ik denk zelfs dat we gedanst hebben.

Røst – Zo hoog als Værøy was, zo plat is Røst, met 11,1 km² een schort groot. Ze zeggen dat er op dit eiland meer mensen met bruine ogen en donker haar wonen dan waar ook in Noorwegen. Wat te danken zou zijn aan de passage van Pietro Querini en zijn bemanning, die er na een winterse schipbreuk in 1432 enkele maanden verbleven… Dat hij als in het paradijs was beland, schreef Querini in zijn dagboek, ja ja… Een lading stokvis kregen ze mee als proviand voor de terugtocht naar Italië, tot op vandaag nog steeds de grootste afnemer van gedroogde kabeljauw uit de Lofoten…

Myken – Als op 6 februari 1981 vissersschip de ‘Western’ vergaat en alle zeven bemanningsleden verdrinken heeft de kleine gemeenschap van Myken genoeg van de wreedheid van de zee. Op een tiental mensen na verlaat iedereen het eiland, hun huizen blijven overgeleverd aan de elementen. Jaren gaan voorbij. En dan keren kinderen en kleinkinderen stilaan terug. Ze knappen de woningen op als vakantieverblijven, Myken krijgt een tweede leven.

Een dag na aankomst kleurt de windkaart rood en we blijven er een paar dagen verwaaid liggen. Ook verwaaid tijdens een zeilreis naar Myken lagen Roar Larsen en Trude Tokle een tiental jaar geleden. Ze werden verliefd op het eiland, gingen er deeltijds wonen en besloten er de eerste Noorse single malt ten noorden van de poolcirkel te gaan maken. En raar maar waar, tijdens de rondleiding in de Myken Destilleri kunnen we proeven, maar niets kopen… Want alcohol, sterker dan bier, mag in Noorwegen enkel via de staatswinkel Vinmonopolet worden verkocht.

Træna – Van de bijna vijfhonderd eilanden, eilandjes en rotsjes van de Træna archipel zijn er vier bewoond. We meren af op Husøya, vanwaar je uitkijkt op het merkwaardig bultige Senna. Het is zondag, het seizoen is voorbij en het is hier uitgestorven. Bezienswaardigheden als de kerk en de Petter Dass kapel zijn dicht. Maar wandelen kan altijd en wandelend lopen we tegen een merkwaardig kunstwerk aan. Het beeld, gemaakt uit graniet, brons en kunststof, lijkt op een vrouw maar ook op een kreeft. Als je dichterbij komt hoor je een frêle vrouwenstem een mooi ingetogen lied zingen. Samen met de kreeftvrouw kijken we uit over de wondermooie eilanden. We zijn intussen, na twee maand, weer bezuiden de poolcirkel…

Lovund – Een homp midden in zee en de stek van een paar honderdduizend papegaaiduikers. Die hier elk jaar klokvast op dezelfde dag arriveren, 14 april. Lundkommardagen, wat zo veel betekent als ‘de dag dat de papegaaiduikers komen’, is een hoogdag. Tegen half augustus vertrekken die clownachtige vogels weer om dan acht maand op zee te gaan zwerven. We gaan geen vogels spotten maar wel de 623 m hoge Lovundfjellet bedwingen. Die hike is zo pittig dat we vinden een etentje verdiend te hebben. Het wordt een onverwacht culinaire beleving. Het restaurant van het klassevolle Lovund Hotell is zonder meer top. Het bijdehante meisje dat ons bedient, verklaart een en ander. Lovund, dat is zalm, en zalm, dat is de nieuwe olie… De nieuwe zalmbaronnen ontvangen hun gasten van over de hele wereld graag in stijl.

Een landgenote in Spitsbergen

14 – 17 juli 2022

Naast de kapitein in de stuurhut van de Polargirl zit een jonge vrouw met een baby op de arm. Elise, want zo heet de vrouw, is hier niet als toerist. Ze woont in Longyearbyen en is aan boord om haar man te verwelkomen. Straks gaan we hem ophalen samen met twee toeristen die hij als gids begeleidde op een driedaagse gletsjertocht. Elise blijkt Belgische, afkomstig uit Luik. Ze is arts. Maar tijdens haar specialisatie als urgentiearts wordt de werkdruk haar te veel. Een reis naar Spitsbergen verandert alles. Ze komt er tot rust, wordt verliefd op het landschap én op een Franse gids… Ze laat de specialisatie in België voor wat die is en woont hier intussen drie jaar…

Wij zijn hier wel als toerist, voor vier dagen. En met het vliegtuig… Want zeilen zonder strakke tochtplanning of administratieve voorbereiding, zoals we deden van Bergen tot de Noordkaap, doe je maar beter niet naar Spitsbergen. Tot op de dag van vertrek blijft onze vliegreis onzeker door een hardnekkige staking van SAS. Opluchting als we vernemen dat onze SK4414 de eerste vlucht in wéken naar Spitsbergen zal zijn. Ruig is het landschap van ijs en rotsen dat snel dichterbij komt als we de landing inzetten op Longyearbyen, hoofdstad van Svalbard, zoals de Noren het noemen.

Het was de Nederlander Willem Barentsz die deze ijzige archipel in 1596 ontdekte tijdens een expeditie op zoek naar de Noordoostelijke doorvaart. Hij noemde het Spitsbergen, omwille van, nu ja, de spitse bergen. Lang was deze onherbergzame plek van niemand en van iedereen. Walvisvangst en mijnbouw lokten ondernemers en avonturiers. Nu zijn dat toerisme en wetenschappelijk onderzoek.

‘Gelieve je schoenen uit te trekken’, staat er bij de ingang van het hotel. Sneeuw, steengruis en modder blijven buiten. Als we ’s avonds zitten te eten in het fijne restaurant van ons hotel, kijk ik naar de kousenvoeten onder tafel. De mijne en die van iedereen. Het heeft iets nederigs. Ook schoenen uit bij de toeristische dienst, het museum en het kerkje. In de Svalbard Kirke brandt altijd licht, je kan er 24/7 terecht en er staat een opgezette ijsbeer. Er is ook een bibliotheek met leessalon, waar je koffie of thee kan nemen. Een behaaglijke en kleurrijke oase.

Kleurrijk ook de uniforme, kazerne-achtige huizen en gebouwen in Longyearbyen, bestand tegen het guurste weer. Roestbruin, vanillegeel, saffraangeel, pistachegroen, gletsjerblauw… Een vervanging voor de ontbrekende tuinen, bomen, bloemen? Op de parkings meer sneeuwscooters en quads dan auto’s.

Elise legt uit wat voor haar het verschil maakt. ‘We volgen het wereldnieuws slechts van ver,’ zegt ze. ‘Het nieuws voor ons, dat is wat hier gebeurt. Het samenhorigheidsgevoel is groot, we zorgen voor elkaar.’ Sinds 1920 hoort Spitsbergen bij Noorwegen maar in 2002 kreeg het een bestuursvorm met grote autonomie voor gemeenteraad en Sysselmann (gouverneur). Want er zijn bijzondere wetten nodig om van deze gemeenschap in een vijandige omgeving een veilige plek te maken. Ijsberen, sneeuwstormen en ijs zijn hier echt.

Elise vertelt. ‘Het leven is duur, je betaalt gemakkelijk 1.500 € per maand voor de huur van een appartementje. Maar je kan ook goed geld verdienen. Het donker van het donkere seizoen? Valt wel mee, sneeuw en ijs geven ook licht, weet je. En er is het noorderlicht…’

Iemand spot beluga’s. Traag stuurt de kapitein de boot die richting uit, maar de witte walvissen zwemmen weg. Het aantal waarnemingen van pooldieren wordt met krijt op een bord genoteerd. 21 staat er bij beluga. 136 bij walrus. Dat deze terug talrijk aanwezig zijn in Spitsbergen zagen we gisteren in de Isfjord, tijdens een walrussafari.

Bij het woord polarbear geen getal. Wel vier krijtstreepjes… Onze gids is dan ook gewapend als we aan land gaan om Pyramiden te bezoeken. Deze verlaten Russische mijnsite waar ooit 1000 mensen werkten en woonden lijkt wel een filmdecor…Wie bereid was om hier te komen werken, werd niet alleen vet betaald, maar kreeg ook een verzorgd verblijf met sporthal, zwembad, cinema, feestzaal en goed restaurant.

De Polargirl vaart tot vlak bij de rand van de Nordenskiöldbreen, ijsschotsen drijven knisperend langs. Elise wijst met een breed gebaar naar de bergen en het metershoge ijs. ‘Kijk toch hoe mooi dit is!’

Even later stopt het schip. Elises man en de twee toeristen worden met een bijboot opgehaald, een hartverwarmend weerzien volgt.

’s Avonds lig ik languit in het warme bad van onze hotelkamer en genietend van deze luxe die wij aan boord niet hebben, kijk ik terug op de voorbije dagen. Hoe kort ook, proeven van Svalbard is intens. Een archipel van contrasten is het, met een bar klimaat, uitzonderlijke natuur, maar ook exclusief toerisme en bijzondere mensen die hier hun geluk komen zoeken…

Ver-weg-gevoel in het noordelijke Finnmark

‘Han har ydet der norske polar-expeditioner større & værdifullere tjenester enn noen annen mann.’

Hij bewees de Noorse poolexpedities grotere en waardevollere diensten dan om het even wie.’ Het zijn woorden van Roald Amundsen, zowat de beroemdste aller poolreizigers. En met die woorden heeft hij het over Adolf Henrik Lindstrøm. Die werd in 1866 in Hammerfest geboren en zijn  standbeeld prijkt op de kade bij de haven. Zijn functie? Kok…

4 – 8 juli 2022

Hammerfest ligt in de provincie Finnmark, de noordelijkste provincie van Noorwegen. Die is anderhalve keer zo groot als België en er wonen 75.000 mensen… In onze vaargids wordt het stuk vaarwater van Tromsø tot de Noordkaap als volgt omschreven: ‘The scenery and conditions become increasingly daunting once the border with Finnmark has been crossed… Although there can be prolonged periods of fine weather, conditions can change rapidly.’

Het woord ‘daunting’ moet ik even opzoeken. ‘Beangstigend’ is wat ik vind…

Maar we hebben het weer mee, fris, droog en zonnig. Bruut is het steile landschap, met schrale bergen met nog flink wat sneeuw erop. En er is iets met het licht. Het is intens, glanzend en heel erg blauw. Via een tussenstop in Seglvik, desolaat haventje waar de enige twee levende zielen die we ontmoeten geen Engels spreken, en een flinke tocht langs nog meer besneeuwde bergen, eilanden en diepe inhammen komen we ruim 120 mijl verder, aan in Hammerfest!

De stad die op 70° noorderbreedte ligt, heeft een wat kazerne-achtige uitstraling, met stijlloze woonblokken en verlaten straten. Er is een soort jachthaven, maar de meeste boxen zijn te smal, en de boxen die niet te smal zijn, zijn ingenomen of hebben een bordje Privat. Enige afmeermogelijkheid is de kade in het midden van de haven. Maar het grootste deel is er gereserveerd voor de hurtigbåt (snelle ferry), de ambulans (ambulance-boot) en de redningsselskapet, (reddingsdienst). We kunnen enkel langszij bij Kerpa, een Zweedse Amel die we eerder in Reine en Tromsø ontmoetten. Het stel doet elke dag uitgebreide fitness oefeningen aan dek.

In Hammerfest, dat blijft volhouden de noordelijkste stad van de wereld te zijn, struikel je over de ijsberen, al komen die hier al lang niet meer voor.

En, wat weggestopt in een hoekje, is er een verrassende dienst voor toerisme. Niet alleen kan je er gezellig snuisteren in het museum over de geschiedenis van en het leven in het poolgebied, ook The Royal and Ancient Polar Bear Society is er ondergebracht. Te mooi om te laten liggen vinden wij en maken onze boot lid van deze illustere ijsberenclub.

In het knoddige museumpje speelt kok Lindstrøm een hoofdrol. Hij verstond als geen ander de kunst om met het weinige dat tijdens barre poolexpedities voorhanden was, toch zó te koken dat de bemanning gezond bleef. Bevroren bessen bijvoorbeeld zorgden voor vitamines om de gevreesde scheurbuik te voorkomen. Niet alleen zijn kookkunst was legendarisch, hij beschikte ook over een geweldige joie de vivre. Eten en vrolijkheid hielden de mannen fit en hun moraal hoog.

Iemand vraagt me hoe het met bevoorraden zit hier in het hoge Noorden. Verbazend goed moet ik zeggen, als ik denk aan Lindstrøm die een ijsbeer moest neerleggen om zijn bemanning een stuk vlees voor te kunnen zetten. Bakkers of beenhouwers vind je niet in deze afgelegen gemeenschappen maar de supermarkten zijn goed gesorteerd. Het aanbod fruit en groenten is beperkter dan wij gewoon zijn, soms van matige kwaliteit wegens grotendeels ingevoerd en duur. Maar er is een ruime keuze aan diepvriesproducten en dat is wel handig. Wij hebben geen diepvries aan boord, maar in de koelkast ontdooien bevroren voedingswaren traag en houden het koelvak ook fris. Ik houd steeds voldoende voorraad voor zeven tot acht warme maaltijden.

Nog even terug naar dat ‘daunting’. Behalve ‘beangstigend’ kan dat ook ‘indrukwekkend’ betekenen. Of ‘overweldigend’. En dat is de natuur hier zeker en vast, vooral in onze volgende afmeerplek, een verlaten baai tegenover het eiland Reinøya, Rendiereiland. Ooit stond hier een visfabriek, maar daar is niets van overgebleven, op wat vervallen huizen, schroot en een krakkemikkig ponton na. We vinden het net stevig genoeg en meren er af. Aan de overkant ligt een kajak op het strand, iets verderop staat een tentje. Vanop het gammele ponton staart een bizar houten mannetje ons aan. Een kudde rendieren tjokt voorbij, schrale grassprieten grazend…

‘Skjærgårder’, trollen en een gletsjer. Helgeland.

5 tot 11 juni 2022

Er was eens een bevallig trollenmeisje dat Lekamøya heette. Op een maanverlichte nacht ging ze samen met haar zes zusjes baden in zee. Maar dat had vreselijke reuzentrol Hestmannen gezien… In vuur en vlam snelde hij naar het zuiden, hij moest en zou Lekamøya hebben. Angstig sloegen de meisjes op de vlucht maar ze waren snel buiten adem en vielen uitgeput neer. In haar eentje haastte Lekamøya zich verder. De bergkoning, haar engelbewaarder, had alles in de gaten. En toen Hestmannen uit colère pijl en boog bovenhaalde, kwam de bergkoning in actie. Hij gooide zijn hoed de lucht in, de pijl ging er dwars doorheen en redde Lekamøya. Precies op dat moment kwam de zon op. Trollen verdragen geen zonlicht en het hele strijdtoneel veranderde op slag in steen. Lekamøya werd het eiland Leka, de zusjes de bergketen Syv Søstre op het eiland Alsten en Hestmannen het eiland Hesmanøya. En de hoed van de bergkoning, die werd het eiland Torget met daarop een berg, Torghatten. Het gat van de pijl, dat zit er nog steeds in. En daar zeilen wij nu naar toe…

Het is koud maar mooi zeilweer als we vertrekken uit Rørvik. Op hetzelfde moment varen nog twee boten uit, een Nederlandse catamaran en de rode Noorse Koopmans, Anna. De kust van Helgeland strekt zich uit van Rørvik tot Bodø. In vogelvlucht is dat 164 mijl, in het echt een veelvoud aan mogelijke vaarmijlen… Er zijn fjorden, eilanden, bergen, een gletsjer, de Poolcirkel en eindeloos veel zeil- en afmeeropties.

Onze reis is niet uitgestippeld. We plannen elke volgende tocht onderweg, dag na dag… Daarvoor putten we, behalve uit bijbel Norway van Judy Lomax, ook inspiratie uit de digitale Norwegian Cruising Guide. In die vaargids, met veel foto’s geïllustreerd, valt me ineens wat op. Ik stoot Las aan en wijs op een foto: ‘Kijk, dat is toch de Anna? En dan wijs ik achter ons, ‘Kijk, daar vaart ze!’ Scrollend door het boek zie ik de rode Koopmans nu op meerdere foto’s, vaak in ankerplekjes om bij weg te dromen. Wel verdraaid. De man die ons eergisteren aan een ligplaats hielp in Rørvik en daarna nog een praatje kwam slaan, blijkt één van de auteurs te zijn van de vaargids…

De hoed van de bergkoning hebben we gezien. Het was een straffe wandeling en in het reuzegrote gat tochtte het verschrikkelijk. Bij terugkeer worden we verrast door een kort moment met heel bijzonder avondlicht.

Onze volgende keuze wordt ankerplek Hjartøya, omdat je er zo’n mooi zicht hebt op de bergketen Syv Søstre, de zeven zussen. Hoe klonk het nu weer in die mythe? Lekamøya versteende tot het eiland Leka en haar zes zussen tot de machtige bergketen. En toch heten die de zéven zussen? Noorwegen verwart wel meer. We verdwalen voortdurend op de kaarten en raken de kluts kwijt bij de namen. Wat dacht je van Borgundøya, Borgarøya, Bjorøyna, of Bjarkøya? Of van verschillende eilanden met dezelfde naam?

Rodøya, bij voorbeeld, daar zijn er twee van. Op één ervan een berg in de vorm van een leeuw, Rodøyløva. Vanop de ankerplek tussen Renga en Hansøya, onze derde keuze hier in Helgeland, kijk je er op uit. Net voor we hier aankwamen, zeilden we de Poolcirkel over, bij het eiland Vikingen, 66°32’N 12°58’E. Daar klinken we op wanneer we later, na een verkennend rondje aan land, prinsheerlijk achter ons anker liggen. ’s Avonds vaart een boot de ankerplek in. Kijk eens aan, het is de Anna! We zwaaien en nodigen de schipper uit voor een biertje. En maken kennis met Hans Jakob Valderhaug. Die hier wel elke archipel, elke skjærgård (spreek uit als sjaargoor) lijkt te kennen…

Het waw-gehalte blijft toenemen. Met als hoogtepunt misschien wel de Svartisen gletsjer in Holandsfjorden. Aan de Engen Gjestebrygge, aan het eind van de fjord, is plaats voor zes boten. We komen er toe als zesde boot en zesde nationaliteit. Frankrijk, Nederland, Groot-Brittannie, de VS, Zwitserland en België liggen hier knusjes bij elkaar. Met frontaal zicht op de gletsjer… Waaide het overdag nog pittig in de fjord, ’s avonds verandert het water in een glasharde spiegel. Om 3:00 ’s nachts is het nog 3°C maar donker wordt het niet meer…

De volgende dag trekken de meeste boten alweer verder en komt er ook een nieuwkomer bij. Wij maken de sublieme wandeling tot vlak bij het gletsjerijs. Mijn fototoestel gaat in overdrive…

Op onze laatste ankerplek, Røssøya blijf ik op tot lang na middernacht. Magisch om zien hoe de zon tussen twee heuveltjes zakt, er blijft hangen en… weer opgaat. Trollen zullen we niet zien…

Helgeland is van een absolute grootsheid, zelfs ons zuinige proeven was overweldigend. De mogelijkheden zijn eindeloos, van beschutte routes binnendoor, tot gewaagdere tochten buitenom. Er zijn ankerplekken, afmeerpontons of haventjes. En ik heb al heel wat genoteerd voor op de terugweg. Vega, Træna, Lovund, Myken, Dønna, Leka, … Ze nu nog terugvinden op de kaart…

Ontmoeting in Trondheim

Een bladwijzer is een handig ding. Zeker in een vaargids die je langs een kust loodst die in totaal, alle fjorden, baaien én omtrekken van eilanden inbegrepen, 54.490 mijl of 100.916 km beslaat. Jawel, je leest het goed. De kustlijn zónder fjorden, baaien of eilanden is 1.367 mijl lang, ofwel 2.532 km. Snel de juiste pagina terugvinden is hoe dan ook aangenaam. De bladwijzer die daar nu, hoofdstuk V bladzijde 176,  dienst voor doet, is een visitekaartje. Roald Iversen, staat er op. Er staat ook een zeilboot op. Niet zijn zeilboot. Die heet Jazz en ligt in de haven van Trondheim. Roald was adjunct professor theologie en is nu met pensioen. In lange winters vertaalt hij jazz-nummers in het Nynorsk, vandaag hielp hij ons met afmeren. Hij steekt zijn bewondering voor onze boot niet onder stoelen of banken en in de paar dagen dat we hier liggen slaan we meer dan één praatje met hem. 

29 mei 2022. Onze tocht van Håholmen naar Trondheim begint woelig. We moeten Hustadvika voorbij, nog maar eens een berucht stuk kust waar de open zee vrij spel heeft. En wij alle kanten op gewipt worden als op een kermisattractie. Maar van zodra we de Trondheimsleia opvaren met eilanden aan weerszijden wordt alles terug rustig. Het weer klaart op en onder een heerlijke lentezon varen we nu langs lage rotsen met in de verte besneeuwde bergen. Het doet me denken aan de fantastische landschappen op de achtergrond van middeleeuwse schilderijen. Bijbelse bergen. Ik maak veel foto’s maar weet nu al dat deze immensiteit niet te pakken is.

Onderweg ankeren we op een magisch plekje. Hammarneset. Verlaten inham, steile hellingen met dennenbossen, gelige rotsen. Als de zon zakt danst de reflectie van het water op de rotswand die steeds mooier kleurt in het avondlicht. Heel bijzonder is de vloedlijn met zijn rand van donkergroene wieren die ontdubbeld wordt in het water. Ik zie dikke bloemmotieven, en wollige vissen.

De geschiedenis van Trondheim, die begint bij beruchte Viking Olav Tryggvason die zich op zijn plunderend pad tot het Christendom bekeert. Bij zijn terugkeer naar Noorwegen wordt hij koning en legt dit nieuwe geloof op, met geweld waar nodig. Zijn opvolger Olav II gaat nog driester tekeer en bekoopt dat met zijn leven. Olav II wordt Heilige Olav en beschermheilige van Noorwegen, en Trondheim een bedevaartsoord. Pelgrims komen van overal naar de Nidaros domkirke, een indrukwekkende kathedraal. Vandaag is Trondheim een levendige stad, met veel studenten, gerestaureerde houten pakhuizen met hippe winkels en koffiebars. Door de stad slingert zich de Nidelva rivier.

We zijn met de fietsjes op pad om Trondheim te ontdekken en hebben in het erg toeristische bezoekerscentrum twee kaartjes gekocht om de kathedraal te bezoeken. Gotische bogen reiken ambitieus hoog richting hemel, glasramen imponeren met intense kleuren. Het is veel, het is overdonderend. Een priester draagt een mis op voor een paar toehoorders maar de sereniteit ervan wordt overstemd door een gids die, -in middeleeuws kostuum- simultaan een groep toeristen te woord staat. De stem van de laatste galmt het meest… Nidaros Domkirke, groots en een tikje te luid.

Niet veel verder staat er nog een kerk. De Vår Frue Kirke, of Onze Lieve Vrouwekerk. Ze oogt sober en een stuk bescheidener dan de kathedraal en ik ben benieuwd naar het interieur. Maar het eerste wat me bij het binnenkomen treft is de warme geur van koffie. En versgebakken wafels. Ik zie een groep wat haveloos uitziende mensen verspreid aan tafeltjes zitten, enkelen spelen een partijtje schaak, iemand begint iets voor te dragen van achter een microfoon. Een paar dames staan gezellig kletsend af te wassen in een geïmproviseerde keuken. Men zegt dat Noorwegen het rijkste land van Europa is. Of dat waar is weet ik niet. Maar wat zeker is, is dat ook een welstellende maatschappij als deze haar schaduwzijde heeft. En die zit hier in deze kerk. Ik voel me een indringer in deze cocon van belangeloze naastenliefde en haast me, een beetje verward, de kerk uit.

1 juni 2022. We varen de Trondheimfjord uit. Gisteren was het warm, bijna zomers zwoel zelfs. Vandaag begon met regen, nu breekt de zon alweer met geweld door blauwe wolken. Fjord, bergflanken, lucht, alles krijgt een vreemde, blauwe gloed. Later op de avond wanneer we achter ons anker dobberen, merken we dat het hier niet meer echt donker wordt. Niet donker, maar blauw.

In onze vaargids het visitekaartje van Roald. En notities van leuke plekjes die we volgens hem niet mogen overslaan op onze tocht noordwaarts. ‘Iedereen wil naar de Lofoten, zei hij nog, maar vergeet vooral Helgeland niet, het is een schitterend vaargebied…’

Een meeuw aan boord. Grenå en het eiland Samsø.

Grenå

Traag roeit een man over de rivier. Langs het riet roeit de man. Van de rivier gaat het naar de zee en van de zee naar de haven. Een beetje zoals in Melopee van Paul van Ostaijen, maar dan anders. In de boot zit ook een vrouw, naast haar ligt een groot pak. De man roeit de haven in.

De man, dat is mijn schipper. Had hij de benzine van het motortje tijdig bijgevuld, dan was hij nu niet aan het roeien geweest. De vrouw, dat ben ik. En in het pak zit een houten meeuw.

De zeiltocht van 28 mijl van het eilandje Anholt naar Grenå, eerder die dag, was bijzonder omdat ze dwars door het uitgestrekte Anholt offshore wind farm was gegaan. En varen tussen windmolens, 111 in dit geval, in Denemarken mag dat.

In de haven van Grenå valt niet zo heel veel te beleven en dus trekken we er met de bijboot op uit. Het tochtje naar het oude centrum van Grenå, drie kilometer landinwaarts, begint idyllisch, langs rietkragen en onder lage bruggetjes door. Maar ook op een zwoele zomerse namiddag kun je dus zonder benzine vallen. En zo roeien we om beurten geduldig verder naar het stille stadje. In een verrassend knappe interieurzaak vergeten we even de terugtocht die ons te wachten staat en laten ons eensgezind verleiden tot de aankoop van een houten meeuw. We noemen hem Kay, naar zijn Deense ontwerper Kay Bojesen.

Aan de meeuw zit een veer. Maak je die vast aan het plafond dan danst de meeuw zachtjes op en neer. Wat gek, als ik hem vanuit een bepaalde hoek gadesla, zou ik zweren dat hij monkelend lacht…

Samsø

Ik ben jarig. Ik ben jarig en het miezert. Ik ben jarig, het miezert en we willen het eiland Samsø verkennen. Ik ben jarig, het miezert, we willen het eiland Samsø verkennen en mijn plooifiets heeft een platte band…

Gisteren zeilden we van Grenå naar het eiland Samsø. De tocht van 32 mijl was rustig begonnen, tot de beschutting van de kust wegviel, en wind en golven vrij spel kregen in het gebied waar de Grote Belt, de Kleine Belt en het Kattegat elkaar ontmoeten. Het werd pittig zeilen en na nog een woelige aanloop tussen zanderige ondiepten, ankerden we in de baai van Langør…

Als ik in Google Maps een fietshersteller zoek blijkt die op amper 200 m te zitten van waar we staan… Tegen sluitingstijd kan mijn fietsje hersteld zijn. Niet veel later rijd ik gezwind verder op de comfortabele huurfiets die ik voor de rest van de dag gratis mag gebruiken…

Het klaart op en na een lunch in het pittoreske Kirkeby fietsen we verder tot Issedhoved, dat op 15 km van de haven van Langør ligt. Het landschap op deze noordelijke top van het eiland is apart in zijn eenvoud. Bolle hellingen met kort droog gras, heideachtige planten en zoute bloemen in zachte kleuren. Beneden het strand.

Het aarzelende licht dat deels achter de wolken blijft haperen bedrijft poëzie met de kleuren van het moerassige gebied op de terugweg naar Langør. Traag fietsen we tussen een weelde van zachte grijzen, contrasterende groenen en witte spikkels van frêle bloempjes. Tegen de monotone lucht tekenen planten zich sierlijk af als kunstig kantwerk…

Ik ben nog steeds jarig, het regent al lang niet meer, de band van mijn fiets is hersteld en rondom mij gaan op alle boten van de ankerplaats de lichtjes branden. Ik knipoog naar Kay…

De zomer is weer helemaal terug als we de volgende dag 10 mijl zuidwaarts motoren naar Ballen, waar we, op ruime afstand van de volle jachthaven, ankeren voor het strand.

En hier krijgt mijn verjaardag een lekker staartje. Na een fietstocht tot Vesborg Fyr, de vuurtoren op de zuidpunt van Samsø, sluiten we de dag af met een heerlijke zeevruchtenschotel bij Værftet.

Kay, die gisterochtend nog instemmend knikte bij het zien van mijn verjaardagsontbijt, schudt nu streng het kopje als ik hem de belachelijke prijs van de nochtans eenvoudige fles wijn opbiecht. Ook dat is Denemarken…

Storm op Anholt

De haardroger gaat hoog in toeren en maakt daarbij een angstaanjagend geluid. Met een verbeten blik gaat de vrouw die bij het haar hoort haar kapsel te lijf. Het is een strijd op leven en dood. Dat haar lange blonde haren na jaren kleuren, te veel zon en te weinig knipbeurten al lang dood zijn maakt het er niet gemakkelijker op. Noch het product dat ze driftig door haar lokken kneedt, noch de loeiende haardroger zullen haar kapsel tot leven wekken. Maar ze geeft niet op.

Aan de andere wastafel staan twee jonge meisjes, poppenbeentjes, poppenlijfjes, poppengezichtjes. Maar ze zijn niet tevreden en druk in de weer met wattenstaafjes en oogschaduw in allerlei tinten blauw. Ondanks alle mogelijke filters stelt Instagram hoge eisen. Geconcentreerd keuren ze zichzelf en elkaar en kleuren verder.

Het stormt in Anholt en ik kom douchen in het Sailor House van de marina. Het systeem is simpel. Kleed je uit, houd je havnkart voor het automaatje van een douchehokje en achter een plastic gordijn krijg je drie minuten warm water. Drie minuten, hoeveel is dat eigenlijk, denk ik zenuwachtig en was snel snel mijn haar en lijf. Het is heerlijk lang. Ik droog me af, kleed me aan en doe dagcrème op, klaar. De haardroger brult nog steeds. De meisjes zijn weg, op de wastafel liggen blauwe wattenstaafjes en proppen papier met bruine foundation. Het vuilbakje hebben ze niet zien staan.

16 – 18 juli 2021

Ik verbaas me over het contrast tussen het leven-zoals-het-is in deze propvolle jachthaven en de rest van het piepkleine eiland. Een parel van amper 22 km2, een berg, een ‘woestijn’ en strandjes, zo stil en puur dat je er in je blootje kan gaan zwemmen…

Hoe ze de boten hier in de haven bij elkaar proppen, dat zag ik nog nergens. Eén rij boten ligt aan een ponton, achteraan vastgemaakt aan een hekboei en neus op de kant. Daar worden andere boten tussen geschoven. In een enkel geval komt er nog een boot op een soort van derde rij die alles afsluit met de overkant. En met de aangekondigde storm hebben de havenmeesters om de zoveel boten lange lijnen gelegd om het boeltje bij elkaar te houden. We liggen gevangen. Mensen lopen af en aan als colonnes druk wriemelende mieren…

Buiten klinkt de wind nu ook als een overspannen haardroger. Vandaag zitten we de storm uit. Lang ontbijten, laat douchen, boot opruimen, wat schrijven, een wandeling. Bruut en ongenaakbaar is de zee die de voorbije dagen lieflijk en kalm was.

Want de tocht hierheen was er eentje om door een ringetje te halen. Halve wind, een goeie 4 bft, zon en een diepblauwe zee rondom ons. Zowel de kust van Zweden als die van Denemarken te veraf om te zien. En dan verschijnt voor mijn verrekijker de bos masten op Anholt… Mikado voor gevorderden, reageert Marian van Roy op mijn Facebook post en dat zegt alles.

Toch varen we binnen want we willen niet alleen het eiland zien maar ook veilig liggen voor de passage van de aangekondigde storm. Maar voor die over het eiland walst, hebben we nog een heerlijke dag om dit paradijsje te ontdekken en dat doen we weer maar eens met onze fietsjes…

Anholt in een notendop, dat is een berg, een woestijn en stranden.

De berg, het bergje, heet Nordbjerg. We parkeren onze fietsjes aan de voet er van en gaan op pad. Eens boven, keren we terug via een steile helling en een ongerept keienstrand.

Het strand ligt bezaaid met kunstige zeewieren in wonderlijke tinten van bruin. Zoveel mooier dan de foundation van de popjes in de haven denk ik dan. Een zeehond verrast ons, we hadden hem amper opgemerkt.

Blauwen waar geen oogschaduw aan kan tippen liggen aan onze voeten.

De woestijn wordt Ørkenen genoemd, beslaat een groot deel van het eiland en is beschermd natuurgebied. Het droge landschap met zijn korstmossen en heide-achtige plantjes is uniek. Wandelen mag er, fietsen niet.

Op de stranden mag je wel fietsen… En die stranden, die zijn er gewoon overal. Spierwit poederig zand dat langzaam afloopt in de turquoise uitnodigende zee. Vaak geen levende ziel te bekennen.

‘Die heeft geen haardroger nodig’, denk ik glimlachend als ik mijn schipper blij als een kind zie krawietelen in de branding…