Geen Perros-Guirec, geen roze rotsen. Maar Trébeurden…

Trébeurden. Zeg dat eens luidop. Trébeurden. Die eu. Eu. Klinkt dat niet een beetje treurig? De eu van treurig. De eu van Trébeurden…

En ik wou zo graag roze rotsen. De roze rotsen van de Côte de Granit Rose. Ooh.. En Perros-Guirec. Maar ik moet het doen met Trébeurden. En die eu…

Dinsdag 14 juli 2020 – Quatorze Juillet, fête nationale!

Onder een grijzige motregen vertrekken we uit Roscoff.

Volgens zeilvriend Alain is Perros-Guirec te verkiezen boven Trébeurden. Maar helaas, hier in Bretagne beslist het getij. En op dit moment is het doodtij, wat betekent dat het verschil tussen hoog en laag water het kleinst is. Dat wordt uitgedrukt met een getal, de coëfficiënt. Als die te laag is kan je de haven van Perros-Guirec niet in of uit. En dit gedurende vier dagen.

Trébeurden kan wél maar ook hier heeft het getij het voor het zeggen. De havenkom, waar altijd voldoende water in blijft staan, is afgesloten van de zee met een muur en een poort. Die poort wordt gevormd door twee palen, een groene en rode, met daartussen een flap. Bij hoog water zie je enkel de groene en rode palen, bij laag water komt de muur tevoorschijn. Van twee uur vóór tot twee uur na HW kan je met een diepgang als de onze binnen.

Omdat het ons hier volstrekt onbekend is, bel ik een uur voor aankomst de haven op, het is iets voor de middag. Geen antwoord. Ik probeer even later nog eens. Geen antwoord. Zou de nationale feestdag er voor iets tussen zitten? Kort voor aankomst roep ik met de marifoon op CH09 de haven op. Geen antwoord. Dus zoeken we het zelf maar uit. Op de Navionics kaart op de Ipad staan de eerste twee pontons als bezoekerspontons aangeduid. Als we een plekje op het tweede ponton gekozen hebben, zijn we nog maar net afgemeerd of er komt een stuurse man aangelopen die zegt dat we daar niet mogen liggen en dat enkel het eerste ponton voor bezoekers is.

We verkassen naar het andere ponton. Al liggen er tal van boten, het oogt er verlaten, niemand komt aangelopen om een lijntje aan te nemen. Nochtans staat er op de boot naast ons een luik open en hoor ik de radio spelen. Op een andere boot zie ik even een hoofd uit de kajuit piepen om vervolgens weer even snel weg te duiken. En op nog een boot is een man onverstoorbaar aan het klussen en kijkt zelfs niet op als we afmeren. Ook de havenmeester is nergens te bekennen. Vreemd.

Maar in plaats van de eu van kleurloos en treurig gaan we voor de eu van opbeuren, plooien de fietsjes open en gaan op stap. Ondanks het sombere weer is de kustlijn met afwisselend rotspartijen en strandjes heel erg mooi. We maken een ommetje langs een mooi stuk natuur, het zoetwatermoeras Marais du Quellen, dat net achter het strand van Goas Treiz ligt.

Nog een stukje verderop, bij het strand van Toëno, ontdekken we een houten gebouwtje waar oesters en fruits de mer worden verkocht, l’Atelier de l’huitre.

Gewapend met een flinke levende krab en nog wat meer lekkers fietsen we terug. Wat is het stil in Trébeurden. Ik had festiviteiten verwacht vandaag, en vuurwerk. Vieren ze le Quatorze Juillet hier niet? Misschien wegens het corona-virus? Of is het toch Breton d’abord en dan pas Français? Maar niet getreurd, met het lekkers uit Toëno houden wij een klein feestje aan boord.

15 juli 2020

Kunnen we niet met de boot naar de roze rotsen bij Perros-Guirec, dan nemen we maar een taxi. Bij het strand van Trestraou starten we de prachtige wandeling langs de GR34, ook wel de Sentier des Douaniers genoemd. Is dit maar een hapje uit die in totaal 2.000km lange route, het is wel een van de hoogtepunten van de hele GR34, langs vreemde rozig-granieten rotsformaties. En altijd zicht op zee..

Het is al ruim middag als we aankomen bij Mean Ruz, de vuurtoren van Ploumanac’h. Van daar lopen we door tot de haven en lunchen er met een galette complète. Dit is een hartige Bretoense pannenkoek van boekweitmeel, farine de sarrasin, met kaas, hesp en een ei. Simpel, stevig, lekker!

Daarna stappen we van Ploumanac’h tot Trégastel waarbij we een heel stuk van de baai van Sainte-Anne kunnen afsteken wegens laag water. Een prachtige wandeling! Met de bus keren we terug naar Trébeurden. We doen nog wat boodschappen want de komende dagen willen we graag gaan ankeren… Of dat gaat lukken, lees je gauw..

Felle, Bretoense meiden. Île-de-Batz, Roscoff.

Île-de-Batz, ergens in de herfst van 1805.

Bleke mist hangt boven het eiland, het is vroeg in de ochtend.  Enkele Britse schepen naderen traag maar zeker het strand. Iedereen weet het. Weerloos zijn de vrouwen op Île-de-Batz wanneer hun mannen voor wéken of gaan vissen of ten oorlog zijn.

En dan priemt plots, zoals wel vaker op een herfstige dag, de zon door de ochtendmist. De zeelui schrikken zich een hoedje. In het verblindende tegenlicht ontwaren ze, op regelmatige afstand van elkaar, silhouetten van soldaten, bajonet in de aanslag. Daar hadden ze niet op gerekend, ze wenden de stevens en zeilen weg.

Opgelucht halen de vrouwen adem. Hun plannetje is gelukt! Enkel met hun coiffes of Bretoense mutsen en hun barattes of botertonnen hebben ze de Engelse kapers verschalkt!

Waar of niet, ik vind het een leuker verhaal dan het andere, veel bekendere van St-Pol-Aurélien die een slang-achtige draak verslaat en het eiland Enez Vaz of Île-de-Batz redt. We zijn hier in het knusse museum van de 44m ofwel 198 treden hoge vuurtoren op Île-de-Batz… We zijn in Bretagne!

Op dit juweeltje van een eiland zijn we gekomen met de overzet vanuit Roscoff.

En in Roscoff, daar zijn we zeilend gekomen vanuit Fécamp. En het mag gezegd, dat is een eind, bijna 200 mijl….

fullsizeoutput_8235

Dat was niet meteen het plan. Of beter gezegd, bij zonsopgang, bij het buitenvaren van Fécamp was er niet eens een plan.

We gingen gewoon érgens naar toe, het was zelfs voor ons nog een verrassing waar dat was…

Begrijp me niet verkeerd. Het is niet omdat er geen plan was, dat er geen opties waren. We hadden naar Cherbourg kunnen gaan. Of om Cap de la Hague heen en dan een poging wagen om te gaan overnachten in Alderney. Ik zeg ‘poging’ omdat we vernomen hadden dat de Channel Islands de versoepeling van de corona-maatregelen voor de UK niet volgden en vakantie houdende pleziervaarders er geweerd werden. Er was ten slotte ook nog de optie om, als het niet zou lukken om de stroom mee te pakken rond de kaap, gedurende de tegenstroom te gaan ankeren in een kleine baai vóór de kaap.

Maar we gingen goed, zelfs erg goed en het zag er in de loop van de middag naar uit dat onze niet getimede timing wel eens kon meevallen.  En zo kwam het dat we ons met de stroom mee om Cap de la Hague heen in de Race van Alderney lieten spoelen. Daar is het dan niet meer met kiezen, je zit in een sneltrein van water en kan alleen maar vooruit.

Al gauw werd duidelijk dat ankeren of een boei pakken in Alderney niét tot de opties behoorde. Over de marifoon op CH20 hoorden we onafgebroken waarschuwen dat de Channel Islands, de eilanden van the Bailiwick, absoluut niet toegankelijk waren. Alderney, Sark, Herm, Guernsey, Jersey, op slot. We hoorden hoe zeiljachtjes die iets te dicht naderden, opgeroepen werden om te polsen naar hun bedoelingen.

En zo komt het dat we gewoon doorvaren, de heerlijk zoete zomernacht in. De wind zakt weg, maar niet getreurd, traag motorzeilend malen we mijl na mijl. Tot in Roscoff…

Hier rond flanerend als echte toeristen komen we wel meer felle Bretoense meiden tegen. Er is de drukdoende dame die ons een flinke Far Breton serveert, halfweg de middag op Île-de-Batz, de dame van leeftijd die met kleurrijke schilderijen exposeert in l’Abri du Canot de sauvetage in het centrum van Roscoff, en ten slotte de flamboyante Myriam van de oester-en zeevruchtenbar Le Surcouf die haar zelfgemaakte vruchtenrum als toetje op de dessertkaart zet…

Na zo’n glaasje lijkt een tocht van 200 mijl een eitje…