Halfpenny Pier, Harwich

Southwold-Harwich en Harwich-home!

34 mijl naar Harwich, onze laatste tussenstop tot thuis…  ‘Haast’ zou ik het niet durven noemen. Maar bekend vaarwater en een we-zijn-bijna-thuis-gevoel verandert ons onmerkbaar. Jawel, we zijn nog oplettend. En ja hoor, we trimmen onze zeilen nog. Maar in het logboek bijhouden worden we nonchalanter. En mijn aandacht voor de omgeving verflauwt. Ik ben net op dreef geraakt in een boek dat ik voor de vakantie gekocht had om te lezen in de Shetlands. De Vlamberken. Maar toen we daar waren, kwam ik niet aan lezen toe. Nu heeft het spannende verhaal mij in zijn greep.

Het vertrek uit Southwold is nog even spannend, bij de havenuitgang staat flink wat stroom. Maar alles gaat goed. Alleen voor de vuurtoren van Orford Ness haal ik nog even mijn camera bovendeks en dat is het.

In Harwich kun je overnachten in Shotley marina, een naar mijn gevoel beetje saaie jachthaven. Je kan ook de river Orwell opvaren tot aan Suffolk Yacht harbour of Woolverstone marina. Zowel op de river Orwell (rechtdoor) of de river Stour (bakboord uit) kun je aan een boei gaan liggen of ankeren. Maar minstens zo charmant is de Halfpenny Pier van Harwich. De pier dankt zijn naam aan de tol van een halve penny die hier ruim 160 jaar geleden geïnd werd. Maar je moet een beetje geluk hebben want veel ruimte voor jachten is er niet. Wij meren af op de plaats van de ferry. Na 6:00 pm vaart die niet meer en de volgende dag gaan we bij het krieken van de dag vertrekken, dus voor een nachtje kan het wel. All yachts prohibited laten we even voor wat het is… Ik hou van de sfeer hier.

We heffen een glaasje -ik ben jarig!- als we plots een ongewoon zoemend geluid horen. Boven ons zweeft iets als een klein ruimtetuigje -verhip, een drone!-, hangt even stil en maakt dan vliegensvlug rechtsomkeer. Een raar gevoel, zo vanuit de lucht bekeken worden. Maar ‘ieder nadeel heb ze voordeel’ en ik por Las om de bestuurder van de drone te gaan zoeken, ver kan die niet zijn. En inderdaad, op een bankje op de pier zit een man zijn gadget te besturen. En vinden we onderstaande foto’s amper een dag later in onze mailbox!

Op deze foto’s zie je hoe dit antieke stukje Harwich iets weg heeft van een dorp op een schiereilandje. Wat een contrast met Felixstowe aan de overkant, de drukste containerhaven van Groot-Brittannië. Niet te missen in Harwich is de gezellige Alma Inn, waar je lekker kan eten, wat dacht je van gegratineerde oesters of een gegrild kreeftje?

En dan is daar onze laatste tocht, 78 mijl naar Nieuwpoort. Beetje zeilen, beetje halfwinder, beetje motor en voor we het beseffen zijn we terug thuis. Zes zalige weken liggen achter ons. Het smaakt naar meer…

 

 

 

 

 

Gedonder in Southwold

De zomer zindert in Lowestoft. Schaterend zoeken kinderen verkoeling onder de fonteinen.

Met een ijsje kuieren we langs de dijk, installeren ons op het strand en doen er een zalig dutje. Hoog toerist-gehalte dus. Later lopen we nog tot Ness Point, plek van superlatieven. Met 001°45’53 E het meest oostelijke punt van Groot-Brittannië, de hoogste windturbine, Gulliver, 126m hoog. Sloom maaien de wieken van de reus in de warme lucht.

’s Avonds eten in het restaurant van de Royal Norfolk & Suffolk Yacht Club lukt helaas niet. De kok heeft de handen vol aan een grote groep Nederlanders op clubuitstap. Gelukkig voldoende proviand aan boord voor iets lekkers. De volle maan verlicht de marina.

En dan naar Southwold. Onze zeilvrienden die daar al eerder kwamen, hebben het vaak over hoe bijzonder het daar is. Maar het is er opletten met het tij. En zeker nu -net volle maan voorbij- met springtij. Het is ook heel hard gaan waaien, uit het zuiden nog wel. We ploeteren 13 mijl traag langs de kust, niet het meest aangename tochtje. Klutszee. De aanloop van de rivier Blyth is spectaculair, er staat nog stroom naar binnen, de wind loeit daar dwars overheen.

Zonder zeilen en zonder motor stromen we aan 4 knopen naar binnen. We worden er zenuwachtig van, onze 13 ton lijkt dus niet zomaar gestopt te kunnen worden. We hebben een plek gereserveerd en de havenmeester staat te zwaaien van op een boot waar we langszij moeten. En dan gaat het anders dan verhoopt. Keren op de stroom geeft een raar gevoel, het lijkt wel of je uit de bocht gaat. Varen we nog iets te snel, heeft de wind ons te pakken, hoe dan ook, we belanden bruusker dan bedoeld tegen het jacht. En dan gaat het nog veel anders dan verhoopt. Zowel hun als onze stootwillen rollen mekaar omhoog, tussen de twee boten uit. Oh nee, oh nee. Afstand nemen lukt niet, de havenmeester houdt de lijn te strak, de wind perst ons tegen de flank van de boot. Onze robuuste stootrand slijpt zich piepend in de witte gelcoat van de buurman. Een beetje vooruit, een beetje achteruit. Het geluid gaat door merg en been. Wanneer we uiteindelijk goed liggen, komen de eigenaars van de Morning Star aan boord en biechten we blozend het gebeurde op. Gelukkig nemen ze het sportief op –this is not the end of the world– en de schipper besluit de schade ter plekke te laten herstellen. Wij vereffenen de rekening.

Southwold is apart. Een landelijke wandeling brengt ons in het pittoreske centrum.

Het is er druk, toeristen shoppen, eten fish & chips en drinken halve liters Adnams ales. Het valt me op dat het aanbod van de winkels, of het nu om souvenirs of mode gaat, smaakvoller is dan in de doorsnee Engelse badplaats.

Ook bijzonder is de Southwold Sailors’ Reading Room. Deze leeszaal, ooit geopend om zeelui uit de kroeg te houden, ademt meer dan 150 jaar maritieme geschiedenis. Je mag er helaas geen foto’s nemen.

We wandelen terug langs de rivier, waar allerlei stalletjes het lekkerste uit de zee verkopen.

’s Avonds ontlaadt het drukkende zomerweer zich in een knetterend onweer. Harde donderslagen, felle bliksems en striemende regen. We zitten lekker te eten in de Harbour Inn, met uitzicht op de boot. Gedonder in Southwold…

 

 

Bloggen in stijl in de RN&SYC

The Royal Norfolk & Suffolk Yacht Club in Lowestoft. Een ronkende naam die naar donkerblauwe blazers met koperen knopen klinkt. Mét bijbehorende club tie. 157 jaar geschiedenis. Britain’s most easterly yacht club. Maar de sfeer is zomers en ontspannen, ik zie niemand in hemd en blazer.

Bij het binnenkomen in dit monument trekt een schilderij in het blauw/roze salon -blauw het dikke tapijt met embleem, roze de muren en gordijnen- mijn aandacht. Iemand van de club komt meteen naar me toe, helemaal in zijn nopjes vanwege mijn interesse en vertelt niet zonder trots dat dit een schilderij is van de blijkbaar gerenommeerde Edward Seago. What’s in a name…

En nu zit ik hier met mijn laptopje, aan de glanzend gepolitoerde tafel, achter mij staan blinkende bekers en trofeeën glimmend in een glazen kast uitgestald, het geboende parket met visgraatmotief kraakt onder mijn voeten. Voor me een geurig boeket verse bloemen. Overal schilderijen, schaalmodellen van zeiljachten, foto’s van wedstrijden met ranke schepen op wilde zeeën, lang lang geleden.

Bloggen was nergens zo stijlvol als hier. Tijdens deze reis was ik op de gekste plekken om mijn schrijfsels online te krijgen. In Scarborough was het nog simpel, daar blogde ik in de King Richard III, een bruine pub. Bij een snelle hap, een bord frieten met kaas, raar maar verbazend lekker.

In Peterhead was het beste plekje voor internet het kantoor van de havenmeester. Ik schoof gezellig bij aan zijn bureautje. Toen hij even weg moest, mocht ik blijven. Hij zei dat hij normaal gezien altijd de deur sloot, maar als ik beloofde dat ik er bleef zitten kon het wel. Als ik wou, mocht ik ook de telefoon opnemen…

En dan Kirkwall, Orkney. We lagen aan het eind van het ponton en het internet strekte niet zo ver. Beste plek was de container met douches en toiletten. Met mijn laptop op het toilet gaan zitten vond ik echt niet kunnen. Het werd dan maar het bankje in de douchecabine.

In afwachting van internet, tikte ik gewoonlijk mijn tekstjes al uit in Word. Maar soms, na een paar dagen zonder walstroom, vond ik het bijna zonde om de generator de stilte te laten verbrijzelen alleen voor wat stroom. Pen en papier dan maar. Ik was bijna vergeten hoe leuk gewoon ouderwets schrijven is…

Op het eiland Westray, in Orkney, vroeg ik de havenmeester naar wifi. Lachend schudde hij het hoofd. ‘Hier is nergens wifi,’ en dan fluisterend ‘… behalve in mijn huis.’ Om samenzweerderig te vervolgen: ‘Maar je krijgt de code.’ En zo ging ik met mijn laptop in zijn voortuintje op het bankje tegen de gevel zitten. Met een paraplu boven mijn hoofd. Tegen de zon in mijn scherm.

Af en toe lukte het met het beloofde internet helemaal niet, zoals in de Lerwick Boating Club. Maar de bibliotheek en het museum hadden dan weer flitsend snel internet.

In Arbroath ging de laptop mee op restaurant. Nee, ik tokkelde niet tijdens het eten, maar wachtte tot de koffie om mijn blogpost online te zetten. Het werd al wat laat, het restaurant liep leeg, nog niet alle foto’s waren geüpload, toe, doe nog maar een koffie. En nog een… De ober had geduld, mijn artikel raakte af, maar later in bed kon ik de slaap niet vatten…

En nu, hier in Lowestoft, op het eind van een warme zomerdag, is het zalig schrijven. Een koele gin-tonic bij de hand.

Rondom mij ademt het gebouw zijn zeilgeschiedenis…

 

 

 

 

 

 

Nachtzeilen schept een band

Ik moet het toegeven. Een mens is soms te snel met een oordeel.

In Arbroath ligt een boot, de Fidelia. Wanneer met het opkomend tij de poort van de marina opengaat, varen ze uit. Wij ook.

In Eyemouth -we zijn zelf net afgemeerd- komt een boot langszij bij ons. He, de Fidelia! Veel meer dan een korte babbel komt er niet. Je hoeft niet de hele wereld op de koffie te vragen, maar toch, dit is weinig. We verzuchten even dat het toch anders was in Orkney, Fair Isle en Shetland. Daar sprak iedereen iedereen. We waren er ook met minder. Ik weet het niet, ongemerkt is daar dat oordeel.

En dan komen we toe in Amble. Oh, kijk, daar ligt Fidelia alweer, een flink eind bij ons vandaan. De man gaat de mast in, een klus moet geklaard. Zo gaat dat in een haven, je kijkt, je ziet dingen. Neemt er zelfs even de verrekijker bij. Zwaait. Maar al zijn we nu in de derde marina samen afgemeerd, tot een babbel komt het niet. Als we van een lange wandeldag terug aan boord komen, blijkt Fidelia alweer vertrokken.

Een dag later. Het is dik na middernacht als we door de brug kunnen om Whitby marina binnen te varen. Aan het wachtponton voor de brug ben ik onder de doghouse in slaap gesukkeld, de marifoon wekt me. Bijna op de tast sluipen we de marina in. Wat is het moeilijk om een plek te vinden in het donker. Maar kijk, het eind van het ponton, bakboord is nog vrij. Zo stil als we kunnen manoeuvreren we ons op onze plaats. He, is dat niet de Fidelia naast ons? Wat een toeval. We slapen uit en als we opstaan is Fidelia verlaten.

Twee dagen later, we gaan van Whitby naar Lowestoft varen, 150 mijl ver. Pas om 1:30 pm gaat de brug open. In de voormiddag, in afwachting van ons vertrek, knip ik het haar van Las op het ponton. “Nice, really professionally done,” klinkt het lachend. Aha, er is toch beweging op de Fidelia. Ze gaan ook naar Lowestoft. Ook 150 mijl ver. En aangezien we allebei afhankelijk zijn van de opening van de brug, vertrekken we op precies hetzelfde moment.

We varen met wel twaalf boten Whitby buiten. Tien doen er mee aan de weekend regatta, twee gaan er naar Lowestoft, Fidelia en wij.

Ze blijven ons voor. Een snedige boot is het wel. De wind maakt bokkesprongen, nu eens varen we halve wind, dan aan de wind, dan moeten we overstag omdat de wind veertig graden shift. Telkens worden die grillen voorspeld door Fidelia die haar zeilen bijstelt, haar koers verlegt. Wij volgen als een schaduw.

Na het avondeten wordt de wind stabieler, we varen halve wind. Hela, daar gaat hun gennaker de lucht in. Dat werkt op ons als een rode lap op een stier. We sleuren ook voor het eerst in vijf weken onze gennaker aan dek. Prachtig zeilen is het, net voor het donker wordt, nog ruim twee uur onder halfwinder. Tot de wind wegvalt en de kleurige ballonnen inzakken als mislukte soufflees.

Lowestoft, de Royal Norfolk & Suffolk marina. We lopen de monumentale club binnen en de eerste persoon die ons pad kruist is de schipster van de Fidelia. Bijna omhelst ze ons. “Wat een prachtige nachttocht was dat,” lacht ze “die bijna volle maan, en de zonsopgang, en zo geruststellend om het met twee te doen!” Ze tovert mooie foto’s van onze boot onder gennaker uit haar Ipad tevoorschijn en nodigt ons uit voor een glas aan boord.

We hebben alle vier niet veel geslapen, maar plots komt aan het kletsen geen eind. Biertje na biertje worden zeilverhalen uitgewisseld. Jo en Mal(colm). Pas na vijf jachthavens spreken we mekaar met de voornaam aan.

 

 

Hoppend naar het zuiden, Amble en Whitby

14 juli 2016

Het was fijn verblijven in Amble. We trokken er nog maar eens onze stapschoenen aan voor een mooie wandeldag. Langs de rivier Coquet naar het imposante kasteel van Warkworth, tussendoor een heerlijke lunch in het charmante dorpje en daarna naar het eindeloze strand van Alnmouth. Weer wat kilometertjes in de benen.

Over de marina van Amble niets dan lof. Netjes en goed georganiseerd. Wat dacht je van sanitair met een badkamertje met ligbad? En een Belgische vlag aan de vlaggenmast, als groet aan hun enige buitenlandse gast van het moment!

15 juli 2016

We laten nu ook Northumberland achter ons en zakken verder naar het zuiden, naar Whitby, Yorkshire, toch wel een tocht van 60 mijl. Onderweg worden we verrast door twee dolfijnen, maar ze blijven niet lang.

‘s Avonds kook ik op zee want het zal een late aankomst worden. Whitby kunnen we pas aanlopen vanaf halftij, zo rond 22:30. Zon en wolken zorgen voor een schitterende schouwspel.

Op een mijltje van de haveningang roep ik met de marifoon de haven op om te weten hoeveel water er staat. “2,50m bij de ingang,” wordt er vriendelijk meegedeeld. Met de deining die er staat is dat nipt, we hebben 2,00m diepgang. We proberen zo traag mogelijk de haven te naderen om maar wat water bij te hebben. En het lukt. Zoals wel vaker is de aanloop een beetje spannend. De zee was vrij woelig, maar daar was nog ruimte. Tussen de havenhoofden -waar de deining nog even doorgaat- voelt het ineens bangelijk smal. Maar naarmate we verder varen, wordt het water kalmer en terug dieper dan bij de ingang. Het is intussen al donker. Het bijna volle maantje staat te glimmen.

De brug halverwege de vaargeul, die toegang geeft tot de marina, gaat pas open om kwart over middernacht. Tot dan dommelen we aan het wachtponton en sluipen daarna haast op de tast de marina in.

16 juli 2016

Whitby is een fenomeen. Veel anders kan ik het niet zeggen. Denk fish and chips, maar dan echt véél fish and chips. Dikke meeuwen en dikke toeristen. Roodverbrand. Lunaparken, soft ice, en véél tattoos. En niet te vergeten: overal piraten. Druk druk druk.

Tot je de 199 trappen op loopt naar de top van de kliffen. De massa blijft beneden. Onderweg krijg je er nog formidabele uitzichten bij, op de marina aan de ene kant en op de haveningang aan de andere kant.

Het wordt steeds stiller, het uitzicht almaar mooier. Boven op de kliffen staat een kerk. De St Mary’s Church is een bizar bouwsel, organisch gegroeid door de eeuwen heen. Binnen is het een doolhof van zitbanken in afgesloten kapellen en hokjes, waar naar verluidt 2.000 mensen zouden in passen. In het gras grafzerken als stille getuigen van een ver verleden.

En dan het massieve geraamte van de benedictijner abdij, ooit -meer dan 1.000 jaar geleden- een beroemd centrum van intellect en dichtkunst. Je zou er stil van worden. (Daar dacht het kirrende groepje Japanse toeristen met selfiestick anders over.)

Als je terug naar beneden loopt, over de brug over de havengeul kan je ook weer weg wandelen van de stroom toeristen, langs de kustlijn met zijn felgekleurde strandhuisjes, langs statige huizen en stille straten. James Cook op zijn sokkel denkt er het zijne van.