Van de Faeröer eilanden naar Ijsland

28 juni – 21 augustus 2023

Eind juni sjeesden we dus met 30 tot 35 knopen bakstagwind naar Djúpivogur, halfweg de Ijslandse oostkust. De hardnekkige zeeziekte van onze opstapper was snel vergeten als we na 270 mijl Ijsland bereikten. Vanuit Djúpivogur vertrokken we noord. Vergeet georganiseerde jachthavens zoals bij ons, afmeren gebeurt meestal aan kades met autobanden, soms langszij vissersschepen. We knutselden met lange lijnen, fenders en fenderplanken…

Een hoogtepunt werd het eilandje Grimsey dat net op de poolcirkel ligt, je struikelt er over duizenden puffins…

Nog aan de noordkust werden we verrast door een uit Groenland afgedreven ijsberg, gelukkig op ruime afstand. Daarna volgden de indrukwekkende Westfjorden. En zo regen we plek na plek aaneen, steeds op het moment zelf beslissend wat onze volgende bestemming zou worden.

Een tweede hoogtepunt was onze ankerplaats bij het eiland Flatey, een oude vulkaankrater…

We zeilden verder zuid tot het bruisende Reykjavík.

In de zeven weken die we in Ijsland doorbrachten huurden we geregeld een auto om het niet te missen binnenland te verkennen. We gingen ook 4 dagen kamperen met een stoere 4×4, zo indrukwekkend dat we een landschapsindigestie nabij waren.

Onze omzeiling eindigde in Vestmannaeyjar, het derde hoogtepunt van onze Ijsland saga.

Dit eiland werd 50 jaar geleden na een onverwachte vulkaanuitbarsting net niet bedolven onder as en lava.

Kijk en luister* je mee?

*Deze muziek is van het Ijslandse groepje Systur. Het nummer, waarmee ze in 2022 deelnamen aan het Eurovisiesongfestival, heet Með hækkandi sól, wat zoveel betekent als ‘Met de opkomende zon’…

En hier nog een lijstje met de plaatsen waar we kwamen in Ijsland… Wie er alle details op wil nalezen, verwijs ik graag naar mijn reisdagboek in Polarsteps!

Djúpivogur
Eskifjörður
Raufarhöfn
Húsavik
Grimsey
Siglufjörður
Ísafjörður
Suðureyri
Flateyri
Patreksfjörður
Flatey
Ólafsvík
Akranes
Reykjavík
Grindavík
Vestmannaeyjar

Op de rand van een depressie naar Ijsland

27 – 29 juni 2023

Grauw ligt hij in de midscheepse kooi. De beste plek op zee als het er stevig aan toe gaat. En dat doet het. Grauw is hij, opstapper Eric, en al ligt hij in die goeie midscheepse kooi, de zeeziekte gaat niet over…

Twee dagen eerder. We liggen afgemeerd in Miðvágur, de afmeerplek die het dichtst bij de luchthaven van de Faeröer ligt, waar Eric op zondagavond landt.

Elke dag, wat zeg ik, om de paar uur, kijken we Windy er op na, en Windfinder, en YR, en download ik gribfiles. Wachtend op een weervenster om naar Ijsland te varen. En als op dinsdag onze geplande uitstap naar het eiland Mykines niet doorgaat omdat de ferry wordt afgelast, beslissen we om de oversteek te maken. Traag schuift een kern van lage druk ten zuiden van Ijsland noordwaarts. De wind die in tegenwijzerzin rond die depressie draait zal ons net lang genoeg zuidenwind bezorgen om de oversteek van 250 mijl te maken. En zuidenwind, dat betekent ruime wind, een windhoek waaruit het al wat harder mag blazen zonder dat het pijn doet. Er zit 25, misschien 30 knopen in.

Eric vindt alles goed zo lang hij maar niets moet beslissen, hij heeft een drukke periode achter de rug…

Wat was het mooi, het vertrek uit Miðvágur onder een blauwe hemel en met zon. Trøllkonfingur, ofwel de heksenvinger leek helemaal niet vermanend, maar prettig mysterieus in fijne flarden mist. Mooi was het langzaam wegvaren van de felgroene steile rotsen die we nog heel lang zien.

Maar wanneer weer en wind doen wat voorspeld was, en méér, is het over met de pret. En wordt Eric zeeziek. Las en ik wisselen elkaar af. Het spookt op zee en in de eerste nacht krijgen we pieken tot dik 38 knopen. Voor Eric is het moordend. Dat we 159 mijl in de eerste 24 uur afleggen, ontgaat hem volledig. Eten noch drinken lukt, zelfs de droogste cracker of een slokje water keren terug.

45 uur na vertrek, de wind is helemaal in elkaar gezakt, lopen we Djúpivogur aan, Eric herleeft bij een kop thee met een overdosis suiker erin.

Als we even later met hulp van de vriendelijke havenmeester mooi afgemeerd liggen aan een steiger en de deining van de zee iets uit een lang vervlogen tijdperk geworden is, iets waarvan je je in de rust van de haven zelfs niet kan voorstellen hoe het voelt, is Eric weer helemaal Eric. Een transformatie waar Dr Jekyll and Mr Hyde bij verbleken.

Aan stuurboord wappert de Ijslandse vlag samen met de gele Q vlag maar niemand van de douane daagt op. Als we het navragen, vernemen we dat de douane het te druk heeft en dat er iemand van de politie zal komen. De jongen van de politie heeft nog nooit eerder een zeilboot ingeklaard en worstelt met de formulieren. Ja, meervoud. Want per boot in IJsland aankomen, daar hoort wat papierwerk bij. Welgeteld vijf rapporten.

Het opmerkelijkste is misschien wel de health declaration. Ik vertaal even wat we hier moeten verklaren:

Ik verklaar hierbij in eer en geweten

  • dat mijn schip geen personen vervoert die lijden aan of verondersteld worden te lijden aan een besmettelijke ziekte, 
  • noch personen waarvan geweten is of verondersteld wordt dat ze een ernstige infectie kunnen verspreiden (dragers), 
  • noch stoffelijke overschotten van personen waarvan geweten is of waarvan verondersteld wordt dat ze overleden zijn aan een besmettelijke ziekte,
  • en dat er geen abnormale sterfte waargenomen is onder de ratten of andere knaagdieren die aan boord van het schip zouden kunnen zijn.

Ik moet het een paar keer lezen om het te geloven en ik bijt op mijn onderlip om het niet in lachen uit te barsten… Besmettelijke ziektes, stoffelijke overschotten, ratten?

Ik kijk naar Eric die dankzij de suikerboost weer helemaal zijn vrolijke, springlevende zelf is geworden en verbaas me erover hoe snel zeeziekte kan verdwijnen. En besmettelijk kan ik zeeziekte ook niet noemen. Ik onderteken het formulier. We zijn in Ijsland!

Van Shetland naar de Faeröer eilanden

1 – 27 juni 2023

Een rustige oversteek van 194 mijl bracht ons in 34 uur op Suðuroy, het zuidelijkste van de Faeröer eilanden. In mijn hoofd was dit een ongenaakbare, duistere archipel met gevaarlijke stromingen, mist en regen. Maar we troffen er zonnige dagen, leerden de stromingen begrijpen met de onmisbare Rák app, en verbaasden ons over de wonderlijke natuur met duizelingwekkende kliffen, steile rotswanden, blauw en groen.

Een deel van de eilanden ontdekten we varend, maar we huurden ook een auto om op plaatsen te komen die per boot niet of niet gemakkelijk bereikbaar waren.

Wat mij het meest zal blijblijven is onze ankerplaats bij het dorp Tjørnuvík.

Je kijkt er uit op Risin en Kellingin. Een legende vertelt hoe deze reus en zijn vrouw vanuit Ijsland waren gekomen om de Faeröer eilanden te stelen. Maar het wegslepen ervan was lastiger dan gedacht en toen ze bij dageraad nog aan het wrikken en sleuren waren, versteenden ze door de opkomende zon. Om halfweg juni een foto te maken met de opkomende zon precies achter deze indrukwekkende sea stacks moet je vroeg opstaan. Maar helaas, op de ochtend dat ik er om 04:00 helemaal klaar voor was, versluierden mistige wolken de zon. Maar ik gaf me niet gewonnen en bleef hoopvol kijken. En al kreeg ik, alle moed en zelfopoffering ten spijt, de zon niet te zien, het leverde toch een mooi plaatje op…

Kijk en luister* je mee?

*De muziek is van de Faeroerse zangeres Eivør. Het nummer heet Trøllabundin en komt uit haar album Slør.

Dit zijn de plekken die we bezochten en alle details kan je lezen in Polarsteps

Vágur, Sudurøy
Skálavik, Sandoy
Nølsoy
Tórshavn
Leirvik
Tjørnuvík
Eidi
Vestmanna
Hestur
Miðvágur

Van Noorwegen naar Shetland

20 april – 30 mei 2023

Na een gezellige winter thuis vonden we eind april een mooi moment om onze reis te vervolgen. Voor we naar Florø doorreisden waar onze boot overwinterde, bleven we nog een paar dagen in Oslo. En vooraleer we het prachtige Noorwegen finaal verlieten, hopten we nog twee tochtjes zuidwaarts, naar Svanøy en Bulandet.

Begin mei bracht een oversteek van 188 mijl ons van het mooie Noorwegen naar de wilde Shetland eilanden.

We werden steeds beter in onthaasten als we daar geregeld verwaaid lagen. Als we niet zeilden, huurden we een auto, wandelden of fietsten. Dat de Shetlanders warm en hartelijk waren wisten we al, maar dat er zo veel ongerepte stranden waren was een ontdekking.

Even om Muckle Flugga Lighthouse heen zeilen, zoals vaag gehoopt, bleek door aanhoudende westenwinden een ijdel plan dat we wijselijk lieten varen… We hielden ons gedeisd in de luwte van de oostkust…

Kijk en luister* je mee?

* Het muzieknummer heet Shetland Titles en komt uit het album Shetland (Original Television Soundtrack) van John Lunn.

Hierbij nog wat links, naar de plaatsen waar we waren, naar de Polarsteps voor wie alle details wil, en ten slotte naar enkele artikelen die ik voor Zeilhelden schreef…

Florø
Svanøy
Bulandet
Symbister, Whalsay
Cat Firth, Mainland
Lerwick, Mainland
Out Skerries
Fetlar
Baltasound, Unst
Cullivoe, Yell

Naar de Polarsteps

Zeilhelden: Pat Panick-blog: De Vikingen achterna?

Zeilhelden: Pat Panick-blog: Onthaasten in Shetland

Gekapseisd in een zee van tijd…

Wie schrijft, die zwoegt. Het is de titel van een artikel in een literaire publicatie van een cultuurvereniging. En ik kan het alleen maar beamen.

Een joekel van een cliché is het, dat mensen met pensioen tijd te kort hebben. Maar ik pleit schuldig want wat schrijven betreft, de blog ging afgelopen zomer kopje onder.

Dat een zee van tijd contraproductief kon zijn had ik niet zien aankomen… Ik kan er ook moeilijk de vinger op leggen. Ik weet niet waarom het ineens niet meer lukte, het schrijven van de blog zoals ik al sinds 2015 doe.

Zou Polarsteps er voor iets tussen zitten, dat leuke medium om een reisdagboek bij te houden? Zo gebruiksvriendelijk die app die tekst, foto’s én een reisroute op een wereldkaart combineert.

Een tijdje gebruikte ik deze naar mijn gevoel heel verschillende media naast elkaar. Polarsteps is letterlijk een dagboek waarmee je chronologisch je reisverhaal opbouwt. Het bloggen werkt anders. Daarin vormen het leven aan boord en het reizen met de boot het kader waarbinnen losse stukjes ontstaan. Een voorval onderweg kan een uitgangspunt zijn, gecombineerd met herinneringen, associaties, gemijmer. Reisindrukken waar zoveel ballast is uitgezakt dat een uitgekristalliseerde essentie overblijft. De expressie van impressies, subjectief en gekleurd. En vooral geen schools verslag.

Helaas bleek beide combineren minder vanzelfsprekend dan gedacht en haalde de Polarsteps het van de blog. Zou het aan het gebruiksgemak van de Polarsteps app liggen, waarin je de ervaringen van de dag neerzet, er foto’s bij mikt en klaar? Ook als je offline bent… Van zodra je internet hebt, zet je met een klik alles online. Toegegeven, het vraagt wel discipline om ‘bij’ te blijven maar het creatieve denkwerk valt mee. Voor de blog is schrijven wel eens zwoegen. Binnen een afgemeten kader een bij voorkeur niet rechtlijnig verhaal brengen waar geen woord te veel in staat. Foto’s kiezen waarbij de interactie met de tekst het criterium is…

Toen ik in oktober besefte dat de blog al maanden geleden pijnlijk gestrand was, waagde ik me dapper aan een inhaalbeweging. Kon toch niet moeilijk zijn? Documentatie genoeg, de Polarsteps, ons logboek, reisbrochures en nog een handvol losse schrijfsels als inspiratiebronnen. Maar het werkte niet. Bovendien schrijf ik het liefst in de tegenwoordige tijd. Wat maanden na de feiten wrong dat het kraakte….

Als ik het een vriendin verzuchtend vertel, oppert zij dat misschien precies door het langdurig reizen de ruimte voor tussentijdse reflectie ontbreekt. Vorig jaar zeilden we in vijf maand van Noorwegen naar de Shetlands, naar de Faeröer, vervolgens rond Ijsland en ten slotte naar Schotland. Zoveel indrukken, elke dag opnieuw. Er waren geen leegtes, geen adempauzes. Ook al bleven we geregeld enkele dagen ter plaatse, of lagen een tijdje verwaaid. Maar om me in bloggen te verdiepen leek het nooit genoeg…

Omdat ik daar nu spijt van heb, wil ik me dit jaar aan een doorstart wagen.

Maar het gat dat in de blog is gevallen, wil ik eerst nog dichten met een terugblik op onze prachtige zeilreis van 2023.

Daarvoor drop ik eerstdaags vier korte blogposts met filmpjes van de gevaren trajecten en een ultrakorte samenvatting. Of nee, vijf. Want één tekst over onze oversteek van de Faeröer naar Ijsland wil ik jullie niet onthouden…

Wie alsnog benieuwd is naar alle details kan terecht op, je raad het al, Polarsteps.

Of op de website van Zeilhelden, waar ik in een aantal stukken ons verhaal vertel.

Zand, mist en een hele kleine hoofdstad

7 – 14 juni 2023

Skálavik, Sandoy, Faeröer. Het is ontzettend warm in het kleine lokaal en er hangt een doordringende sigarettenlucht. Een ouderwetse salontafel staat vol koffietassen, gebruikte en ongebruikte, met lepeltjes erbij, en suiker en koekkruimels. Op de tafel twee geplastificeerde kaarten, een van Europa en een van de wereld. The World staat er op de wereldkaart, voor wie twijfels mocht hebben. In de ruimte ernaast tafeltjes met plastic kleedjes, een piano, en wanden vol met foto’s. ‘Het leven zoals het is’, of vooral ‘was’, op het eiland Sandoy…

Binnenlopen in Skálavík, een haventje aan de zuidoostkust van Sandoy, is spannend. De aanloop gaat slalommend om rotsen en een muur heen, zonder dat je ziet waar je binnen moet. En dan als verrassing, een smalle doorgang naar een piepkleine betonnen havenkom waarvan de diepte niet helemaal zeker is. We meren er af aan de enige kademuur die ons geschikt lijkt. Als de volgende dag de Verleiding, de mooie Breehorn 37 van Ron en Joce, ons komt vervoegen ligt het vol.

Een havenmeester zie je hier niet, betalen hoeft ook niet. Douche en toilet zijn te vinden aan de achterkant van het lokaaltje met de wereldkaart op de koffietafel en daar ontdek ik de volgende ochtend wie hier koffiekletst en van verre bestemmingen droomt. Tijdens het douchen hoor ik hun stemmen door de dunne wand en na mijn douche loop ik om het gebouw heen en klop nieuwsgierig aan. Zes mannen zitten er te kletsen als vrouwen, met koffie en gebak. Ze vallen stil als ik daar plots in de deuropening sta maar bieden me toch een kop koffie aan. In een korte babbel, er zijn er maar twee die goed Engels spreken, vertel ik over ons plan om naar Ijsland te zeilen. Hun ogen blinken. Ijsland, waw, daarheen varen met een boot met zeilen erop, ze vinden het te gek.

Sandoy, dat betekent zoveel als zandeiland. Zandstranden, en zeker uitgestrekte witte zandstranden met duinen zoals bij ons, zijn zeldzaam op de Faeröer. We gaan ze per fiets ontdekken. Vlakbij ligt ook het dorpje Sandur waar we het Sandur Village Museum bezoeken, een handvol oude zwarte huisjes met grasdaken en popperige interieurs.

Een dag later gaan we met ‘verleiders’ Ron en Joce op stap. Eerst naar Húsavík, waar een beeldig kerkje staat en en dan verder richting Dalur. Als we ruim 9 km in de benen hebben zijn we blij dat we een bus treffen die naar Skalavík rijdt..

Daar bekomen we in Café Á Mølini, bij een fris lokaal biertje en een stevige hamburger. Twee jonge meisjes runnen dit gezellige eethuis dat het huis van hun grootouders was. De tijd is er blijven stilstaan, meubelen en interieur zijn nog origineel. Hoe lang de tijd op Sandoy nog zal blijven stilstaan is de vraag, want bijna is de tunnel afgewerkt, die het geïsoleerde eiland zal verbinden met Streymoy, het grootste eiland van de Faeröer… De meningen op Sandoy zijn verdeeld…

Nólsoy, Faeröer. Een dag later zeilen we onder een grijze hemel 11 mijl noord naar Nólsoy, een piepklein eiland met een kleurrijk dorp en een haventje waar je gratis afmeert. In dit eiland zit een knik waar de zee zo genadeloos op inbeukt dat het ooit in twee zal breken. Maar daar lijkt niemand wakker van te liggen, er hangt een zorgeloos boho sfeertje, zeker wanneer het de volgende dag heerlijk zomert.

We hiken er naar de zuidkant van het eiland waar twee vuurtorens staan. Borðan, de grootste van de twee, is een plaatje, met zijn spierwitte bakstenen en felrode dak.

Torshávn, Streymoy, Faeröer. Vanuit Nolsoy kan je aan de overkant de hoofdstad Torshávn op Streymoy, het grootste eiland van de Faeröer, zien liggen. Met de Rak app hebben we een goed moment voor de stroming geprikt, maar helaas, voor de Faeroërse mist bestaat er geen app. En net als we voor de haveningang zijn, valt die als het doek over een toneelstuk dat is afgelopen. De plotse witte massa werkt desoriënterend en ik ben blij met het geruststellende beeld van de Ipad. En minstens zo blij met de vriendelijke stem die mijn oproep beantwoordt op CH12. Ja hoor, we mogen binnenlopen en ja, we mogen een plaatsje kiezen aan de bezoekerssteiger. Bij het binnenvaren lost de mist even snel op als ze kwam. En onder een stralende zon krijgt Torshávn vormen en kleuren…

De knoop

Papier is gewillig zei men vroeger. Het papier van toen is nu internet geworden. En dat internet, dat is nog gewilliger, overtuigender, dan het papier van toen. Kijk op Instagram maar naar accounts of hashtags als Faroeislands of Visitfaroeislands. Dan zie je drones langs duizelingwekkende hellingen scheren, mensen op toppen van steile kliffen balanceren, er komen kolkende watervallen voorbij en van de buitenwereld afgesneden kabouterdorpjes met grasdaken. Beelden verzadigd van duister donkergroen en onheilspellend zwart.

Daarbovenop komt nog de inleiding op Faeröer in onze vaargids voor de ‘Arctic and Northern Waters’‘Tides and races are fierce and dangerous; fog is often dense and sudden; most anchorages are exposed to at least one direction and are subject to strong, irregular katabatic winds off the high and precipitous land…’ Gaan wij daar naar toe?

Het is al te laat om nog te bestellen als ik ontdek dat er zoiets bestaat als de Streymkort fyri Føroyar, een getijdenatlas voor de Faeröer. In de vaargids staat een afbeelding van een pagina daaruit. Vlammende oranje tongen staan voor gevaarlijke stroomversnellingen, ik zie botsende stroompijlen, en woorden als vestfalskyrrindi en eystfalskyrrindi… Om deze stroomkaarten te interpreteren heb je ook nog de moon’s meridian passage nodig, te vinden in de Almanakki, een andere Faeröerse publicatie… Te laat om ons in dit alles te verdiepen, maar gelukkig is er ook een app met de naam Rák. Zou nauwkeurig en gebruiksvriendelijk moeten zijn…

Woensdag 31 mei 2023. Onze route op de digitale kaart is uitgezet, 185 mijl tot Suðuroy, het zuidelijkste van de 18 Faeröer eilanden. Van de twee aanloophavens, Tvøroyri en Vágur, kiezen we voor de laatste. Er zit een kleine knoop in mijn maag. Dit onbekende vaargebied lijkt ineens een onherbergzame bestemming…

We hebben gewacht op de uitgaande stroom om uit de Bluemull Sound weg te varen maar hebben de wind op kop. Wind tegen stroom maken een wildwaterbaan van de 2,5 mijl naar open zee. De knoop komt strakker te zitten, Las neemt het stuurwiel over en loodst ons uit de wasmachine… Ook op zee vlot het niet meteen. Het heeft hard gewaaid en er staat meer zee dan wind. We kruisen in ongemakkelijke, trage slagen tot er meer regelmaat komt en onze koers bezeild is. De zee wordt vlakker en met volle zeilen lopen we heerlijk soepel, de knoop ontspant. Voor de enige hindernis onderweg, het Clair Ridge Oil Field, gaan we een beetje zuidelijker varen. Om middernacht is het nog niet helemaal donker, tegen 03:00 alweer licht, de ochtendgloed rozig.

Rond de middag krijgen we volop zon, zakt de wind in elkaar en moet de motor aan.

Om halftien ’s avonds, 34 uur en 194 mijl na vertrek, lopen we Vágsfjørdur binnen, een brede fjord zonder noemenswaardige gevaren of verontrustende stromingen. Niet veel later liggen we afgemeerd aan een stoere kade met autobanden, we zijn in de Faeröer!

Suðuroy. Een langgerekt dinosaurusjong dat op zijn achterpoten danst.

Ongerept wegens niet gemakkelijk bereikbaar voor toeristen. Samen met Ron en Joce van ‘De Verleiding’, ook een Breehorn, en een dag na ons aangekomen, gaan we op ontdekking. Vijf dagen blijven we op Suðuroy en elke dag krijgen we een beetje mooier weer. We maken flinke wandeltochten en zelfs een roadtrip met een huurautootje.

Het donkere beeld dat ik van de Faeröer had wordt dag na dag ingehaald door wat ik te zien krijg. Steile kliffen, ja, die zijn er wel, maar met gras dat lichter groen is dan verwacht, en diep beneden een helderblauwe zee. Donkergroen en zwart zijn er ook, en grasdaken. Maar die ogen niet somber, eerder uitnodigend, zoals in het dorpje Porkeri met zijn stemmig kerkje. Kapitein-met-pensioen Zacharias komt voor ons openmaken en vertelt honderduit over het leven op Suðuroy. Bij het afscheid krijgen we een langdurende handdruk, warm en welgemeend.

In het dorpje Sandvík, net voorbij een mooie baai, zien we huisjes in alle kleuren van de regenboog. En de juni-zon maakt zelfs van mist iets prachtigs.

Nog even terug naar onze vaargids, en naar de laatste zin van de inleiding tot de Faeröer: ‘A few days of fine weather with visibility amply repay the effort of sailing to the Faroe Islands…’

Ik kijk omhoog, naar onze Faeröerse beleefdheidsvlag in het want aan stuurboord. Ze wappert wat stijfjes. Ik knutselde ze dan ook zelf in elkaar met een oud servet, een restje afdekzeil en een verknipte boodschappentas. Maar wat zijn het wit, rood en blauw vrolijk.

We maken ons klaar voor vertrek naar een volgend eiland. Op de Rák app zijn er geen problemen wat de stroming betreft. De knoop is weg…

Even om Muckle Flugga heen en dan naar de Faeröer?

Tweede helft mei 2023

Onze ankerlier is hersteld en we hebben uitgebreid boodschappen gedaan in de Tesco van Lerwick. Ik haal er mijn hartje op, het Engelse aanbod is een verfrissende afwisseling na een jaar boodschappen doen in Noorwegen. En de prijzen zijn dat ook. We varen de haven van Lerwick uit, goed uitkijkend voor af- en aanvarende tenders van drie cruiseschepen.

De ene zijn schipbreuk is de ander zijn vloer, Skerries. Out Skerries staat er op de kaart, maar wie ‘van hier’ is, zegt gewoon ‘Skerries’. Het eiland ademt verval. De resten van wat ooit een zalmkwekerij was liggen als schroot op een roestbruine hoop, wat er in het winkeltje ligt weigeren ze bij ons in de kringloopwinkel… Maar er gaan geruchten dat iemand het hele eiland zou hebben opgekocht… Rond Skerries ligt het bezaaid met rotsen, menig schip is er vergaan. Daar waren de Skerrienaars overigens niet rouwig om. Wat aanspoelde kwam hen toe en omdat er op hun eiland, zoals overal op Shetland, geen boom groeit, waren ze blij met wat wrakhout nu en dan. Een huis met een houten vloer in plaats van gestampte aarde betekende een stap vooruit. Echt luxueus ogen de meeste huizen hier nog steeds niet. Een paar jaar geleden stond er een te koop, op Facebook nota bene. Een vrouw in Florida kwam het scrollend tegen en kocht het nog dezelfde dag. Zonder dat ze het had gezien, en zonder dat ze ooit een voet in Shetland had gezet. Nu knapt ze het op en beschildert het met Griekse taferelen. ‘Kom in het najaar terug,’ zegt ze, ‘dan serveer ik een slaatje met feta, en drinken we Griekse wijn en dansen de Sirtaki…’

Een woestijn met bloempjes. Keen of Hamar, Unst. Onderzoek wees uit dat van alle Britten de Shetlanders het meest Noors bloed in hun dna hebben. Ooit werd hier Norn gesproken, een soort oud-Noors, waar nog steeds woorden van zijn overgebleven. Vooral in plaatsnamen, of namen van vogels of bloemen. ‘Buggiflooer’ bijvoorbeeld, is een oud woord voor de ‘sea campion’, een bloemetje dat je hier overal ziet en de hoofdrol speelt in het mutsje dat ik aan het breien ben… Van bloemen gesproken. Op Unst, het volgende eiland waar we aankomen, valt een heel bijzonder stukje natuur te ontdekken. ‘Keen of Hamar’, op loopafstand van waar we afgemeerd liggen, is een mini-woestijn. Het ziet er droog en dor uit, maar wie goed kijkt, ontdekt er piepkleine bloempjes die dapper bloeien tussen de okerkleurige rotsen…

Unst wordt ook wel het eiland ‘boven alle andere’ genoemd en dat mag je letterlijk nemen, want Unst is het noordelijkste eiland van Shetland. Alles wat erop staat is dat ook. Het noordelijkste postkantoor, de noordelijkste tearoom, het noordelijkste kerkje… En misschien ook het noordelijkste natuurreservaat van de Britse eilanden. Hermaness National Nature Reserve is prachtig, vooral op een zonnige dag. Je kijkt er uit op Muckle Flugga, de, -wat had je gedacht-, noordelijkste vuurtoren van Shetland. Ongenaakbaar staat hij in de branding en het wordt duidelijk hoe overmoedig mijn idee was om hier ‘even omheen te varen’… Het weer blijft instabiel, mooie dagen zijn een uitzondering en depressies met harde westenwind de regel…

Stormachtige avonden zijn dan weer goed om verder te breien en ik ben nu bij het moeilijkste stuk gekomen. Er moeten steken geminderd worden zodat de muts ook de vorm van een muts krijgt. Met de weinige brei-ervaring die ik heb, struikel ik over de instructies… Google en YouTube filmpjes helpen me verder…

Ook moeilijk is de verdere tochtplanning hier. Zo lang het stormt, blijven we liggen aan de kade en verkennen Unst fietsend.

De westkust van Shetland zeilend ontdekken zal er niet meer in zitten, maar een tochtje van net geen 15 mijl naar Cullivoe op Yell is nog te doen. Meteen liggen we ook daar weer enkele dagen verwaaid… We ontdekken de mooie stranden van Gloup en Breckon, verbroederen er met sympathieke vissers, krijgen heerlijke mosselen cadeau en verbazen ons over de dikke zeehonden in de haven, geduldig wachtend op visafval.

En hoera, in afwachting van beter weer, raakt mijn mutsje nog af ook! Enkel nog voorzichtig wassen in een koud sopje met wat babyshampoo en in vorm laten drogen op een plastic Tupperware kom. Kijk, mijn muts is klaar en de weerkaarten zien er ineens wat gunstiger uit…

Wind tegen stroom, wordt dat een wasmachine in de Bluemull Sound? Nee, rond Muckle Flugga varen gaan we dus niet doen. Maar voor de 190 mijl westnoordwest naar de Faeröer is er wel een redelijk weervenster. Daarvoor moeten we eerst nog door de Bluemull Sound waar het water zo hard stroomt dat er energie uit wordt gehaald. Zaak dus om die stroming mee naar buiten te hebben. Jammer dat de wind voor dat stukje tegen zal zitten, want wind tegen stroom, dat is géén leuke combo. Als dat maar goed komt…

Het Engels heeft een heerlijk woord voor zeeschuim. Spindrift…

Half mei 2023, Lerwick, Shetland

Er is een technieker gekomen, die heeft het uitgesleten onderdeel uit de ankerlier gehaald en het nieuwe in Schotland besteld. We blijven dus nog enkele dagen in de haven van Lerwick… Maar we maken van de nood een deugd en huren een auto. Zeilend reizen is fijn maar beperkt tot de kustlijn of zo ver landinwaarts als de voeten willen. Of benen, als we fietsen. Lerwick heeft een leuk bureau voor toerisme dat voor bijna elk van de 15 bewoonde eilanden een brochuurtje heeft. Een van de plaatsen waar ik zeker langs wil is het Textielmuseum. Klein maar fijn. Naast een vaste collectie breigoed en een geschiedenis van het breien, onlosmakelijk verbonden met Shetland, krijgen lokale textielkunstenaars er een platform. Er is mooi werk, geïnspireerd op het Shetlandse landschap, waar eerst fijne aquarels van zijn gemaakt en dan kunstig geweven kleden.

Aan de balie zit een vriendelijke jongen. Als ik interesse toon in een boekje met een kleurrijke muts op de kaft, getiteld Shetland Woolweek 2023, haalt de vrouwelijke jongen een muts boven. ‘This is mine’, glundert hij, en legt uit. Elk jaar wordt in september de Shetland Woolweek georganiseerd en in het jaar dat eraan voorafgaat wordt een ontwerp geselecteerd dat het uithangbord van het evenement zal zijn. Op het boekje prijkt het winnende mutsje. Breisters en breiers worden aangemoedigd hun versie van die muts te breien. Ik neem de door hem gebreide muts in mijn handen, wat is ze mooi, en als ik de binnenkant bekijk, ben ik helemaal onder de indruk. De zes kleuren die aan de voorkant een prachtig patroon vormen zijn achteraan keurig verweven tot horizontale draadjes. Stranded colorwork of Fair Isle, zo heet deze manier van breien.

Spindrift is de mooie naam van de fijne Shetlandse wol die Jamieson’s in Lerwick verkoopt. Spindrift, zeeschuim… 6 kleuren kies ik uit de 200 die ze in hun aanbod hebben. Breien in een rondje, zoals voor een muts, deden we ooit met vier naalden. Nu kan dat ook met twee naalden, met elkaar verbonden door een kabeltje. Alle begin is moeilijk en als ik de steken opzet, valt het tegen. Ik heb breinaalden met een iets te lang kabeltje en de eerste rijen breien stroef.

Stroef is ook het weer op onze eerste dag met de huurauto. Striemende regen en wind bij Sumburgh, de zuidkaap van Mainland. Het wordt duidelijk waarom de vaargids waarschuwt voor de passage ten zuiden van de Shetland eilanden, de zee kan er woest tekeergaan. Verbazingwekkend dat zich hier toch zoveel mensen vestigden, wat blijkt uit de ruines van Jarlshof die zo’n 100 jaar geleden na een zware storm aan het licht kwamen. Ruines van nederzettingen uit het stenen tijdperk, de Vikingtijd en de middeleeuwen.

En zoals het breien na een paar rijen soepeler gaat, zo versoepelt ook het weer in de loop van de dag. Bij het eiland St Ninian’s komt de zon zelfs tevoorschijn. Het eiland is met het vasteland verbonden door een ‘tombolo’. Dat is een landengte, ontstaan door afzettingen van zand door stromingen.

Fair Isle breipatronen zijn soms erg kleurrijk, maar als je goed kijkt zie je per rij telkens slechts twee kleuren. Voor mijn mutsje kies ik als achtergrondkleur gebroken wit. En verder dieprood, donkerblauw, twee soorten geel en een warm donkerbruin. Met kleurpotloden en ruitjespapier teken ik het motief. De donkerbruine kleur heet Moorit en geheel toevallig ontdek ik op een affiche dat Moorit een soort schaap is, met een donkerbruine vacht.

Geel en donkerbruin kleurt ook het landschap in het westen van Mainland waar we op dag twee heen rijden om er in Culswick een van de mooiste wandelingen van Shetland te gaan doen. Donkerbruin ook de turf die hier overal nog gestoken wordt, gratis brandstof waar nog steeds huizen mee worden verwarmd. Al is het vooral de oudere generatie die het nog doet, de jongeren vinden turf steken te zwaar werk, zo vertelt iemand ons.

Op dag drie, we treffen opnieuw harsh, ruig weer, rijden we naar Lunnasting, het noordoosten van Mainland. Daar staat Lunna Kirk, gebouwd in 1753 en het oudste kerkje in Schotland waar nog diensten zijn. Het interieur is oker en donkerrood en naast een vaas gele narcissen ligt een gedenksteen met een aandoenlijk haakwerkje in Noorse kleuren. Dat herinnert aan de Shetland Bus, een operatie in WO II, waarbij Shetlandse vissers hun leven riskeerden door allerlei goederen, wapens en zelfs spionnen naar het bezette Noorwegen over te varen… Een ijskoude wind ontneemt de zin om nog helemaal tot de Stanes of Stofast te stappen en we keren terug naar Lerwick… In afwachting van het onderdeel voor de ankerlier brei ik nog wat verder…

Een kombuisgeheim, een kapotte ankerlier en zin om te breien…

Symbister, Whalsay, Shetland

De afstand tussen de boot en de kade wordt kleiner, nog een beetje en ik kan de landvast om de grote bolder werpen. En dan hoor ik het. Geblaat. Geblaat van schapen. Na 188 mijl varen zijn we in Shetland! En wel in Symbister, op het eiland Whalsay. Na een verkwikkende nachtrust maken we kennis met Rudy en Harvey. Harvey is het hondje van Rudy en volgt hem als een schaduw. Rudy is afkomstig uit Zuid-Afrika, na allerlei omzwervingen in Schotland verliefd geworden op een Shetlandse meid en nu zowat opperhoofd van de kades van Symbister. “Nee”, wijst hij met een breed gebaar, “alles wat je hier ziet liggen is geen lukraak neergepote rommel, dat is opslagruimte van de vissers.” Ieder heeft zijn plekje en Rudy waakt erover. Hij rekent ons ook de 35£ aan waarvoor we een maand aan elke kade in Shetland mogen afmeren. En iedere boot die binnen- of buitenvaart komt op zijn handgeschreven lijst.

Wij zijn de eerste zeilboot die dit jaar Symbister aandoet. Rudy vindt dit geweldig, verwelkomt ons niet alleen uitgebreid maar beweert ons ook alles te kunnen bezorgen wat we maar nodig hebben. Ik pols voorzichtig naar vis, of scallops, coquilles, misschien? “Kan allemaal”, verzekert hij ons. Hij wijst naar een boot iets verderop, de ‘Radiance‘. Die vist op scallops. “En weet je”, vertelt hij met twinkelogen, “die man heeft een recept van scallops met black pudding. Delicious!” Coquilles en bloedworst, gek, maar als we boodschappen doen in één van de twee winkels van het eiland, koop ik alvast een black pudding. Twee dagen later hebben we de ‘Radiance‘ al zien uitvaren en weer afmeren, maar de scallops hebben we nog niet gezien. Aandringen durf ik niet.

We fietsen het eiland af tot aan de noordkant waar, geloof het of niet, een 18 holes golfterrein is. Maar het weer is zo lang slecht geweest en er is nog veel werk aan het terrein. Op dit ogenblik zijn er meer schapen dan golfers te zien op het noordelijkst gelegen golfcourt van de Britsh Isles.

Dat er geld is op Whalsay, zegt men, veel geld. Er wonen een paar eigenaars van ‘pelagic trawlers’. Geen idee wat pelagic betekent, en als Google Translate het vertaalt als pelagisch, dan ben ik nog niet veel wijzer. Maar de Charisma, het gigantische schip dat aan de kade ligt, laat vermoeden dat er heel veel vis mee kan worden gevangen.

Als we op de dag van ons vertrek nog even naar de winkel lopen, vertraagt plots een stoere donkere pick-up naast ons. Het raampje gaat naar beneden. “Ay, you are the people of the sailing yacht, right?” Het is de schipper van de ‘Radiance‘. Hij laat weten dat er naast zijn schip een zak met scallops op de kade staat. Voor ons. Hij moet snel weg, is druk druk druk, want er is iets stuk aan zijn boot. Tegen de tijd dat we bij de kade zijn, is hij er ook alweer. “Neem maar,” wuift hij. Ik til de zak op en schrik van het gewicht. De schipper demonstreert nog hoe we een schelp moeten openmaken en de prachtige vrucht eruit snijden. En hoe dat nu met die black pudding zit, vraag ik hem nog. Hij glimlacht en trekt verlegen één schouder op. “Nu jaaa, het zit zo…, ik heb dat ooit eens geprobeerd, en nu spreken ze er op het eiland nóg van. Maar het was echt lekker!” Bloost hij nu? Betalen mogen we niet en het mes waarmee hij de schelp opende krijgen we mee…

De hele tocht naar Catfirth, een ankerplek iets verderop, maak ik scallops schoon. Ik tel ze, 81 zijn het er. En als ik ze allemaal heb opengemaakt, weeg ik de vruchten. Ruim 1,2 kg…

Als ze kraakvers zijn hebben coquilles niet veel opsmuk nodig. Ik bak ze kort in de heerlijke zoute boter die ik nog van Noorwegen heb en geef ze met een draai van de molen een vleugje zwarte peper. Nog een krokant slaatje met komkommer en tomaat erbij en een kommetje rijst, en je hoort ons niet meer…

Van Catfirth dobberen we onder een blauwe hemel en een mooi lentezonnetje naar het zuiden, naar Lerwick. We varen buitenom het prachtige eiland Noss met zijn talloze vogelkolonies en besluiten er voor de lunch te ankeren bij Nesti Voe.

Dit keer combineer ik de coquilles met gebakken spekreepjes en serveer ze op een bedje van sla.

Maar als we in de late namiddag het anker willen lichten, wil de ankerlier niet mee. De ketting gaat niet omhoog maar ratelt ongegeneerd naar beneden. Las krijgt ze op tijd gestopt, knutstelt wat aan de lier, maar zonder veel resultaat. Uiteindelijk zeulen we het anker met de hand omhoog. Hier moeten we dringend naar laten kijken…

Dezelfde avond meren we af in Lerwick en eten voor de derde keer op rij scallops. En als eerbetoon aan onze charmante visser uit Symbister haal ik er de black pudding bij. Het wordt een smakelijk en stevig avondmaal met gebakken schijven bloedworst, coquilles, appels en uien, gekarameliseerd met Golden Syrup, en gebakken aardappelen…

Hier zijn we dan in de hoofdstad van de Shetland eilanden, Lerwick, dat leeft op het ritme van de cruiseschepen.

Wist je dat er op de website van de stad te lezen staat wanneer welke schepen afmeren? Dan overspoelen grote groepen toeristen het anders zo stille Lerwick. Dankzij die toeristen floreren de winkeltjes in de hoofdstraat die parallel met de kade loopt. Eén van die winkeltjes is de wolwinkel Jamieson’s. Bestaat al sinds 1893. Ze hebben er de allermooiste wol van Shetland schapen. In de etalage kijk ik gefascineerd naar de mooie fair isle breimotieven. Door de reparatie van de ankerlier zijn we hier de eerste dagen beslist nog niet weg… Wat als ik nu eens zou gaan breien…