5 – 6 juli 2016
Welkom op het eiland Unst.
Mijn naam is Ian Mackay, de havenmeester van Baltasound. Sorry, ik miste jullie maar ik kom later langs en kijk er al naar uit jullie te ontmoeten…
Dan volgt een gedetailleerde opsomming -in volzinnen- van alle faciliteiten, winkels, pubs in de onmiddellijke omgeving. Het moeten wel volzinnen zijn om er een A4-tje vol mee te krijgen. Er zit een handgetekend plannetje bij. Not to scale, wordt er fijntjes bij vermeld.
De brief eindigt met:
Ik ben er van overtuigd dat jullie iedereen die op Unst woont behulpzaam en vriendelijk gaan vinden, en zo blij jullie te mogen ontmoeten.
We zijn pas aangekomen in Baltasound op het eiland Unst, hebben ons afgemeerd aan de buitenkant van de pier en zijn net vertrokken voor een wandeling als we de havenmeester in zijn jeep kruisen. Hij wil ons absoluut niet van onze wandeling weerhouden, geeft ons eenvoudigweg die schattige brief en drukt ons op het hart ons absoluut niet te willen storen. Hij komt gewoon later wel eens langs. Met zijn uniform, zwarte kepi en kirrend lachje, zou hij zo uit een Britse serie kunnen komen.
“Bonjour!”
We zijn aan het eten als we iemand horen roepen op de kade. Daar staat een niet meer zo jonge, maar kranige dame, vurige haren wapperend in de wind. Ze spreekt ons in vloeiend Frans aan en stelt zich voor als Elisabeth. Ze is duidelijk in haar nopjes om nog eens Frans te spreken. Dat heeft ze in Parijs geleerd, waar ze enkele jaren als verpleegster werkte. Haar man is overleden, ze heeft geen kinderen en komt altijd een praatje slaan met bezoekende boten. Om vrienden te maken.
Een dag later hebben we al mail van haar. Ze ondertekent met ‘Votre amie à Unst, Lis’.
Unst, the island above all others, -en dat mag je letterlijk nemen- heeft heel wat te bieden. Maar voor ons, zeilers, is het een beetje kijken wat er op loopafstand te ontdekken valt. We bevinden ons op 60° 45’ noorderbreedte en noordelijker zullen we niet gaan. Het plan om helemaal rond het eiland te varen, -en zo Muckle Flugga, de noordelijkste punt van Groot-Brittanië, te ronden- hebben we laten varen. De wind gaat tegen zitten en met de stroming rond die kaap zit het ook niet goed. We troosten ons met een bezoekje aan het meest noordelijke postkantoor van Groot-Brittanië.
Als je daar een kaartje verstuurt, wordt het met een speciale stempel afgestempeld.
Gevoel voor humor hebben ze wel op Unst. De toeristische dienst is ondergebracht in een bushokje, opgesmukt met allerlei prullaria, voorzien van foldertjes en een gastenboek. Puffin Jane houdt de wacht.
Keen of Hamar is een heel bijzonder natuurreservaat, beschermd door de Scottish Natural Heritage. Het is een kleine dorre woestijn midden in het grasgroene landschap. Maar tussen de geelbruine stenen groeien kleine fijne plantjes en bloemen waaronder een soort die nergens anders ter wereld voorkomt. Als je aandachtig kijkt, zie je haast abstracte mini-schilderijtjes in tere kleuren.
Een flinke wandeling door een ruig en ongerept landschap brengt ons nog tot bij een longhouse, een originele Viking woning. Een replica van een Vikingschip maakt het plaatje compleet. Als we zelf aan roer en riemen gaan zitten proberen we ons voor te stellen hoe dat beruchte volk hiermee van Noorwegen naar de Shetlands en nog veel verder vaarde.
En nu gaat onze tocht voor het eerst terug zuidwaarts… Naar Yell!