Saint-Vaast-la-Hougue, herfstblaren en zomerwind..

10 december 2019

Zelfs de meeuwen gaan niet op zee… Ze hangen boven de stad, maken klagende geluiden. Klagende geluiden die vervolgens verzwolgen worden door een bulderende zee. Een ontketende zee. De winden hebben hun duivels ontbonden. Wat zeg ik, winden? Nee, nee, geen meervoud. Eén wind. Eén. Noordoost. Daar moeten we heen. En dat gaat dus niet…

Bovenstaande woorden schreef ik afgelopen zomer haastig neer. In juni, in Saint-Vaast-la-Hougue…

En nu, op amper enkele weken van de winter verwijderd, stel ik vast dat ik nooit verder raakte met het verhaal dat ik toen wou vertellen. En hoe herfstiger het wordt, hoe minder passend het lijkt om het er nog over te hebben. Tot toevallig een prachtig stukje muziek uit de radio komt aanwaaien. Autumn Leaves heet het en het komt uit een album met de naam Summerwind… En ik bedenk dat, als herfstblaren kunnen op een album getiteld zomerwind, een zomerherinnering ook moet kunnen in de herfst, toch? Op de tonen van deze dromerige muziek neem ik je mee naar dinsdag 25 juni, naar Saint-Vaast-la-Hougue.

Daar geraken was best spannend geweest. Alderney – Saint-Vaast-la-Houge, 48 mijl. We becijferen de stroming en oordelen dat het moet lukken. Er is weinig wind, we motorzeilen om de pas er in te houden. En dat moét, willen we St-Vaast-la-Hougue bereiken vóór de poort dichtgaat die de haven onherroepelijk afsluit bij laag water. En het moét, willen we beschutting vinden voor het voor de volgende dag aangekondigde stormweer. Zo lang we stroom mee hebben ziet het er goed uit. Ruim op tijd, zegt de gps. Maar als de stroming begint te slabakken ziet het er gaandeweg wat minder royaal op tijd uit. Zelfs met de motor een tandje bijgezet wordt het steeds krapper. We waren hier nooit eerder en een onbekende haven aanlopen blijft altijd uitkijken. Net iets minder gezellig met tijdsdruk daarbij. Opgelucht zijn we dan ook als we het halen. Minder dan een uur na onze aankomst gaat de poort dicht.

Opgelucht ook omdat we hier goed beschut liggen voor de storm die is voorspeld. Amper te geloven nu. Want windstil is het in deze verstilde vissershaven. We halen lekkers in de viswinkel en genieten bij een glas wijn van de lange zomeravond. De hemel is genereus met kleuren, het wateroppervlak strak als glas.

Op woensdag haalt de voorspelde noordooster gemeen uit. We berusten in ons verwaaide lot en verkennen de omgeving met onze fietsjes. ’s Avonds zien we op Windfinder dat de storm die er aanvankelijk één dag rood-paars gloeiend ingekleurd stond, zich nu uitbreidt naar de volgende dagen met aanhoudend 7-8 bft NE! Dat past niét in ons reisprogramma. Het is woensdag 26 juni, op zondag willen we in Nieuwpoort zijn, op maandag op kantoor… Als mijn schipper voorstelt om met het tweede hoogwater van donderdag te vertrekken weiger ik. Noem het muiterij, noem het wat je wil, maar voor mij is het resoluut nee. Bij het vallen van de avond in stormweer vertrekken, wetende dat de wind nog een etmaal kan aanhouden is voor mij geen optie. In plaats daarvan pas ik op donderdag ons reisprogramma aan door kaartjes te halen voor de grappige amfibie-boot die naar Île Tatihou vaart waar we een tweede dag in ons stormachtige lot berusten. 

Op vrijdag ten slotte varen we vroeg de haven uit, met 185 mijl voor de boeg. Het waait nog hard. En uiteraard -wat hadden we gedacht-, uit de verkeerde richting. Met trage zoute slagen kruisen we op, het in het weerbericht beloofde afzwakken en draaien van de wind laat op zich wachten…

Maar geen storm blijft duren en in de loop van de dag wordt het rustiger. De nacht strijkt de zee glad, gevolgd door een snikhete zomerse dag. Traag motor-zeilen we huiswaarts en op zondagmorgen om 05:00 lopen we Nieuwpoort binnen. We hebben 45 uur gevaren, de 185 mijl zijn er uiteindelijk 247 geworden…

Een zomerherinnering aan het eind van de herfst, niets beters om je aan te warmen, toch?

Nog twee verhalen te vertellen. Jersey.

We zijn al langer terug dan we weg geweest zijn. Drie weken vakantie in juni, wat ging dat snel. En omdat we toch behoorlijk veel wilden zien, was er tijd te kort voor fatsoenlijk bloggen. Met enige vertraging kwamen de eerste stukjes, en dan bleef het bij snelle notities, niet meer dan klad.. En nu besef ik dat ik nóg twee verhalen te vertellen heb.

Jersey…

Met 117 km2 en ruim 87.000 inwoners het grootste van de Kanaaleilanden. De meesten met wie we het hadden over onze reisplannen hadden op voorhand een waarschuwing klaar. ‘Jersey zul je waarschijnlijk niet zo mooi vinden als Guernsey.’ En mijn reisgids, die schrijft dat hoofdstad St.Helier een ‘niet bepaald uitnodigende uitstraling’ heeft… De woorden ‘waarschijnlijk’ en ‘niet bepaald’ zijn genoeg om tóch maar Jersey aan te lopen. Zo lang je het niet zelf gezien, geproefd of gevoeld hebt, weet je het simpelweg niet.

Onlangs leerden we Johan en Tru kennen die afgelopen zomer met hun snedige Rival Bowman, genaamd Ossian, zeven weken naar Noorwegen zeilden. Bij het uitwisselen van de reisverhalen was het bijzonder grappig hoe zij haar quotering voor dit zeilgebied illustreerde. ‘De eerste dagen gaf ik Noorwegen 15 op een schaal van 5′, zei ze vol overtuiging. ’15 op 5, jaaaa.’ Tot het begon te regenen. En regenen. En het niet ophield met regenen. Bij elke bui en elke graad Celsius zakte de euforie. ‘Maar’, zo verzekerde ze, ‘uiteindelijk bleef er wel nog 8 op 5 over!’ Lees deze blogpost om het te vatten…

Wat bepaalt hoe we een bestemming beoordelen? Onze perceptie, vaak niet meer dan het resultaat van een momentopname… De prachtigste baai kan triest worden onder kleurloze motregen, een saai eiland paradijselijk onder gouden strijklicht. Er zijn de kleine gebeurtenissen, de ontmoetingen, onze stemming. Al dan niet gelukte aanlegmanoeuvres. Het weer, de wind. We rijgen al deze toevallige toevalligheden aaneen tot hoogst individuele impressies… En dan vergeet ik de verwachtingen nog…

Terug naar Jersey dus. Ik verwacht weinig. Mijns inziens altijd de beste strategie. Bij het vertrek uit Lézardrieux kondigt zich met een glanzende zonsopgang een welgekomen zomerprik aan.

Na een bijzonder zonnige zeildag lopen we St. Helier aan. Waar we een ligplaats aan de kade verkiezen boven de drukke binnenhaven.

Onder een blauwe lucht slaan we de volgende ochtend vanuit St. Helier ‘linksaf’ -tip van zeilvriend Alain- met onze fietsjes, richting St. Aubin. Gewapend met een kaartje met een fietsroute. Waar we al even snel van afwijken. Want in mijn reisgids had ik gelezen over een ‘Ancient Fisherman’s Chapel’ uit de elfde eeuw en dat is voor mij voldoende voor een ommetje…. En laat daar in de buurt nog eens een vuurtoren zijn…

De volgende dag wil Las graag naar een heus kasteel, ridders, jongens en stoer weet je wel, waar je ‘rechtsaf’ voor moet vanuit St. Helier. Omdat we onderweg daarheen per ongeluk van de fietsroute af sukkelen ontdekken we een 19de eeuws zwembad… Van het type ‘beetje vervallen-kind of blue-zo heb ik het graag’…

Graag deel ik deze vijf toevallige toevalligheden waardoor Jersey voor ons heel erg meegevallen is en ik het graag aanprijs als vakantiebestemming… Geheel subjectief en totaal vrijblijvend dus…

St. Aubin

The Ancient Fisherman’s Chapel

Corbière Lighthouse

Mont Orgeuil Castle

Havre des Pas swimming pool

En dan vergeet ik nog de romantische Leafy Lanes, holle wegels waar struiken en bomen hun takken verstrengelen tot een afdak. En de gastvrije restaurantjes met krab en oesters op het menu… En tal van bezienswaardigheden die in mijn reisgidsje staan en waar we geen tijd voor hebben gehad…

Maar misschien, misschien moet je gewoon zelf gaan kijken, proeven en voelen…

Niets is wat het is… in de perceptie van een ander. Jersey.

Een kip op een boot en een spinnenweb met een verrassing…

19 juni 2019 – Bretoens toeristendagje één

Dat de Monique van Guirec en Monique een kip is, komt als een verrassing. Een kleine rosse kip. Op een boot dan nog wel… En Monique, geloof het of niet, die zeilde niet alleen naar de Noordpool maar ook naar de Zuidpool. Rondslenterend in een Bretoens stadje lopen we tegen het onwaarschijnlijke verhaal van Guirec et Monique aan…

Fris en monter na een heerlijk rustige nacht op de rivier Trieux stappen we zes kilometer te voet naar Paimpol. Het weer is een beetje ongezellig grijs, maar warmer dan verwacht, het stadje rustig, op wat gepensioneerde toeristen na. Kuierend rond de haven met laag water begrijpen we waarom zeilvriend Alain ons de tip gaf om naar Lézardrieux te varen en niet naar Paimpol. De rivier Trieux heeft altijd voldoende diepgang, maar voor de aanloop van de haven van Paimpol beslist het getij. Rond de middag is het water zo laag dat van de havengeul niet meer overblijft dan een ondiep beekje in een dik modderbed…

Met plezier zien we hier alle clichés van Bretagne voorbij komen. Blauwwit gestreepte marinières, baksteenrode broeken, restaurantjes met roodwit geblokte tafelnappen, drooggevallen bootjes, wachtend op de vloed. En dan het éten. Oesters, oesters en oesters. En vis, boekweitpannenkoeken, cider, Kouing Amman, het boterigste gebak ooit gegeten….

In de maritieme winkel Le Dauphin Nautic -wat is dit, de grot van Ali baba?- zien we kip Monique van het stalen jacht op de kade terug, ditmaal op de kaft van verschillende boeken. Bladerend ontdekken we de Bretoen Guirec Soudée en zijn scheepsmaatje Monique.. Ik koop één van de boeken en ’s avonds lezen we hoe de piepjonge zeiler vele mijlen vaarde vergezeld van een kleine rosse kip. Het valt me op dat deze leuke jongen niet alleen zin heeft voor avontuur maar minstens zo veel voor marketing. Hij speelt het spel van social media en merchandising bijzonder professioneel. Maakt het er zijn avontuur minder avontuurlijk om? Ik vind van niet.

20 juni 2019 – Bretoens toeristendagje twee

Dat er ons vanuit het spinnenweb plots gezichtjes aankijken komt als een verrassing. Wat we, kijkend van buiten naar binnen, niet opgemerkt hadden, laat zich in het tegenlicht en met het blauw van de lucht als achtergrond met vertedering ontdekken.

We hebben de bus gemist. De enige bus die vandaag van Lézardrieux naar Tréguier gaat. Hadden we een zee van tijd, dan zouden we onze uitstap een dag hebben uitgesteld, nu zitten we in een taxi. De praatgrage taxichauffeur vertelt ons dat ze hoofdzakelijk mensen van en naar ziekenhuizen en dokters brengt. De verouderde Bretoense bevolking, die vaak afgelegen woont, bezorgt haar meer werk dan de toeristen. Als ze ons in het centrum van Tréguier afzet, leggen we meteen de terugrit vast, afgestemd op haar medisch rittenschema.

Tréguier, dat is Dé Kathedraal. In al haar grootsheid domineert ze het stadje. Is ze opgericht ter ere van St. Tugdual, het is vooral voor St. Yves dat mensen hier kaarsjes komen branden. Deze heilige uit de veertiende eeuw is patroonheilige van Bretagne, maar ook van de juristen. Gerechtigheid voor iedereen, precies omdat Yves daarvoor ijverde werd hij St. Yves.

Net zoals gisteren zijn we in bijzonder toeristische kuiermodus en onder een stralende zon slenteren we van de kathedraal naar het er aan palende klooster. Bij het betalen van het toegangskaartje krijgen we een blaadje toegestopt met info over een tentoonstelling. Ik stop het achteloos weg. Van buitenaf valt het spinnenweb wel op. Maar als we iets later in de kloostergang lopen en van binnen naar buiten door het spinnenweb kijken, zijn daar ineens die gezichtjes. Tekst ook. Ragfijn aan elkaar gesponnen, met hier en daar een accent van iets wits, was misschien? Iets verderop kleine vliegjes in een web, of zijn het vlindertjes… Kleine juweeltjes. De subtiele manier van verrassen in deze stille kloostergangen, het heeft iets vertederends, ontroerends.

Vertederend ook de avondluchten op de rivier Trieux. Onze tijd krimpt, we moeten kiezen. Er ligt nog veel Bretagne te wachten, maar morgen varen we naar Jersey…

O ja, nog dit. In ons net verworven boek met de avonturen van Guirec en Monique zitten zes superleuke postkaarten. Wie wil krijgt er eentje. Stuur een mailtje met je adres naar adelheidgreven@hotmail.com en ik stuur jou een kaart. Voor de zes snelste dus… Wie supersnel is kan ook nog kiezen. Trefwoorden zijn ‘kip’ (wat had je gedacht?), ‘pinguïn’, ‘zonsondergang’, ‘slee’, ‘ijs’ en ‘meer ijs’…

Proeven van Bretagne, Lézardrieux

“Ga met je boot naar Lézardrieux, neem van daar de fiets naar Paimpol en de bus naar Tréguier… Het is een eindje de rivier op maar je zult wel zien hoe mooi het er is!” Het zijn een paar van de vele tips van zeilvriend Alain. Verschillende zomers bracht hij hier door en hij kent de haventjes.

Dinsdag 18 juni 2019

Een afgelijnd plan voor onze zeilvakantie hebben we op voorhand niet gemaakt. En dat is fijn. Want een vaag plan, dat kan niet in de war gestuurd worden zoals een strak plan… Vandaag hebben we beslist om toch te gaan proeven van Bretagne en vertrekken uit Saint Peter Port, Guernsey, bestemming Lézardrieux, ongeveer 47 mijl.

Op open zee is het rustig varen, de stroom is dwars en niet sterk, het water is kalm. Maar van zodra we de kust naderen ziet het wateroppervlak er bizar uit. ‘Kan dat nu, dat het water daar zo breekt?’ We controleren de kaart, geen problemen, we zitten op koers, er zijn geen noemenswaardige obstakels. Toch kabbelt het wateroppervlak onrustwekkend. Het zijn geen grote golven maar verraderlijke onderstromen. Omdat er weinig wind is, hebben we de motor bij staan. We besluiten de zeilen te strijken en de kust rustig op motor én automatische piloot aan te lopen. En ineens zitten we midden in het gewoel. Bizarre kolken sleuren ons eens nu eens naar bakboord en dan weer naar stuurboord. Nee, we gaan niet op de hand sturen, we laten de automatische piloot staan.

We zien nu de bakens die we moeten volgen, Les Sirlots aan stuurboord, Petit-Pen-Azen aan bakboord. Het ene moment lijkt het alsof we de aan de verkeerde kant van de boei gaan uitkomen, het andere moment is het weer goed.

Het weer is vreemd, grijzig, lauw, windstil. Aan bakboord ligt Île-de-Bréhat, we varen nu de monding van de rivier Trieux op tussen stille rotsen, groene en rode bakens. Als ik achterom kijk lijkt de lucht op te lossen in de zee, de vuurtoren La Croix die we net passeerden zweeft als in een surrealistisch schilderij.

Plots wordt het water heel anders, stiller. We varen nu tussen dikbeboste oevers. Links van ons Loguivy, rechts van ons L’Île à Bois. Maar dan gaat het ineens terug snel! We nemen gas terug maar de vloed neemt ons mee, de rivier op. De motor is nu in neutraal, we schuiven aan 3, nee, 4 knopen over de grond. Met ons stromen wier, takken en bladeren mee.

Als Lézardrieux in zicht komt zien we dat het vrij druk is aan het bezoekersponton. Met deze stroming een box in manoeuvreren, daar wagen we ons liever niet aan. Op de kopsteiger liggen twee boten met elk een boot langszij. Daar als derde tegenaan gaan liggen doen we ook liever niet. Midden in de rivier liggen nog een drijvend ponton en een aantal afmeerboeien. ‘Laat ons een boei nemen, moet lukken!’

img_0703

Als Las de boot 180° draait, lijken we ‘uit te schuiven’ in de stroming, het voelt spannend maar toch ook meteen weer goed, want eens tegenstroom liggen we praktisch stil. Gelukkig is er hier wel wat ruimte. Langzaam stuurt Las op de boei aan, ik maak gebaren, wat meer naar bakboord, vooruit, stuurboord… Voor mij zie ik de boei, het stroomt hard, het ziet er niet gemakkelijk uit. Maar met onze pikhaak met automatisch kliksysteem krijg ik de boei toch vlot te pakken. Las houdt de boot op snelheid tot we goed afgemeerd liggen. Van zodra de motor in neutraal gaat, schieten we achteruit, de boei half onder water sleurend. Maar toch liggen we verrassend rustig, midden in de rivier. Het landschap biologeert ons, nee, we gaan nog niet aan land, laat ons vanavond naar de rivier kijken.

De tijd verstrijkt, het water vertraagt, de vloedstroom valt stil. Muisstil is het hier nu.

En dan gaan we draaien. Het hoogwater is voorbij, langzaam begint de rivier nu leeg te lopen. Schuimdotten, wiernestjes, bladeren en takken drijven nu zeewaarts met de ebstroom.

De zware, lauwe lucht krijgt een vreemde kleur en ruikt naar onweer. Het rommelt in de verte, één enkele bliksem kleurt de hemel voor een ogenblik paars.

Daarna wordt alles weer donkerblauw, de avond valt over de rivier, aan de oever gaan de lichten aan…

Het eiland Guernsey, streng en zachtmoedig

“Streng en zachtmoedig, sévère et douce”. Zo noemde de beroemde Victor Hugo het eiland waar hij 15 jaar in ballingschap verbleef. Guernsey. In het romantische parkje Candie Gardens staat zijn standbeeld.

15 – 18 juni 2019

Zachtmoedig is alvast onze eerste kennismaking met Guernsey, wanneer we anderhalf uur na hoogwater de haven van St. Peter Port binnenvaren. Een vriendelijke havenmeester loodst ons Victoria Marina in en wijst ons een plekje langszij s/y Prima. De voor ons laatst beschikbare plaats in de binnenhaven. Niet dat er geen plaats meer is, we zien nog wel wat lege boxen, maar de diepgang in de haven is op veel plekken onvoldoende. Het stel op de boot naast ons is alleraardigst en de mevrouw is vol lof over Guernsey. ‘Kan je het geloven, verontschuldigt ze zich bijna, we zijn hier al ruim een week! Elke dag fietsten we ergens anders heen en alles is zó mooi…’ Tegen haar glimlach en dromerige blik kan geen reisbureau op. Als we even later verrast worden door een felle regenboog geloof ik graag dat we op een hele leuke plek zijn aangekomen.

Streng is dan weer het getij… Victoria Marina ligt in een havenkom aan de rand van de stad. Ondanks het flinke getijverschil hier valt de marina niet droog, een drempel zorgt er voor dat er altijd anderhalve tot twee meter water blijft staan. Enerzijds is het leuk om bijna in de stad te liggen, anderzijds ben je gebonden aan het moment van hoogwater om in en uit te varen, het vraagt planning. Als het water zakt verbaas ik me over de robuuste drempel. Getijden raadplegen is hier de boodschap!

Zachtmoedig is Guernsey met een netwerk van Ruettes Tranquilles, groene, trage weggetjes waar fietsers voorrang hebben, met tal van leuke restaurantjes, stille baaien met witte stranden, afgebiesd met bloemen.

Streng het verleden… Daarvan getuigt het German Military Underground Hospital, een ondergronds ziekenhuis dat tijdens de Duitse bezetting in WOII door honderden gevangenen uit de rotsen werd gehouwen. Een doolhof van eindeloze kille, vochtige gangen. Maar ook het Fort Grey Shipwreck Museum dat de verhalen vertelt van talloze schipbreuken op de beruchte westkust van Guernsey.

En zowel zachtmoedig als streng is de bizarre Little Chapel. Te kitscherig om vertederend te zijn, of omgekeerd. Een zekere broeder Déodat bouwde in 1913 een mini-versie van de grot en basiliek van Lourdes. Hij werd er mee uitgelachen, brak de boel af en herbegon. Helaas werd ook deze kapel afgekeurd, dit keer omdat een bisschop in vol ornaat niet door het deurtje naar binnen kon. Maar broeder Déodat, streng voor zichzelf, gaf niet op en bouwde een derde versie. Hij begon zijn creatie nu ook met schelpen, steentjes en scherven van porselein te decoreren. Toen een journalist een artikel over dit allerkleinste functionerende kerkje in Europa schreef, -8 mensen kunnen er een dienst bijwonen- werd het van de ene dag op de andere een bezienswaardigheid. Nieuwsgierige toeristen stroomden toe, beladen met gebroken kopjes en bordjes, zodat uiteindelijk de hele kapel van binnen en van buiten volgeplakt raakte met kleurige  scherven en scherfjes…

Streng zijn ook de hellingen en kliffen van de zuidkust voor wie met een bootfietsje op pad is… Ze bijten in onze kuiten, zo steil. Meer dan eens stappen we af, fiets aan de hand. Als we van de hoofdweg afslaan om dichter bij de kustlijn te komen en op het cliff path rond de baai Le Gouffre belanden, wordt fietsen steeds moeilijker tot onmogelijk. Het rotsige pad gaat over in smalle onregelmatige trappen waar we de fietsen moeten opplooien en omhoog zeulen. Dit alles in ruil voor de prachtige zichten op zee en rotsen beneden..

Zachtmoedig ten slotte is onze laatste avond op Guernsey. Een volle maan hangt roerloos in de diepblauwe avond, het water bijna rimpelloos. Morgen trekken we verder. Het is moeilijk kiezen. Varen we naar Saint-Malo om van daaruit terug te keren via Jersey? Dan laten we Bretagne links liggen… Of gaan we proeven van Bretagne?

Swinging in the Swinge, op naar Sark!

14 en 15 juni 2019

“Sark, Sercq in het Frans, bestaat uit twee eilandjes, Big Sark en Little Sark. Ze zijn met elkaar verbonden door een smalle heuvelrug, La Coupée. Tot 1900 werd de weg op die heuvelrug niet beschermd door leuningen, zodat schoolgaande kindertjes er bij harde wind kruipend overheen gingen.”

Nee, ik vind dit niet uit. Het staat in mijn reisgids voor de Kanaaleilanden. Schoolgaande kindertjes die van de weg geblazen kunnen worden op een eiland van vijfeneenhalve vierkante kilometer groot, ik krijg het beeld niet zo meteen uit mijn hoofd…

Maar we zijn er nog niet. We zijn nog op Alderney, in Braye Harbour. Toen we hier aankwamen waaide het uit het noordoosten, wat daar niet zo comfortabel is. De haven ligt open in die windrichting. Maar een dag later -wat is het weer toch onstabiel- maakt de wind een bocht van 180°. Het waait nu pittig uit het zuidwesten en in Braye Harbour lig je dan echt goed beschut. Maar we willen verder. We willen naar Sark. Om daar te komen kan je rechtsom of linksom. Dat laatste is het kortst maar gaat wel door The Swinge, een passage waar de stroming het water net iets harder doorheen perst dan op open zee…

En ook al maakten we ons getijden-huiswerk, de kracht van de stroming verrast ons. Met wind tegen stroom lijkt de zee wel een op hol geslagen wasmachine. Het voelt onduidelijk en onnatuurlijk, en het advies om ook nog eens de meeste rotsachtige kant bij Corbet Rock aan te houden maakt het er niet beter op… Ik ben opgelucht als we uit het geharrewar zijn en de zee in haar plooi valt.

Als de wind steeds meer in het zuiden kruipt wordt het opkruisen.

25 mijl en vijf uur later lopen we de baai La Grève de la Ville aan, ideaal bij deze wind en voorzien van zeven gele, gratis meerboeien.

Was het op zee nog een kwestie van je schrap zetten in zeilpak en reddingsvest, van zodra we de baai in glijden vallen stroming en wind weg en lijkt het op slag Middellandse Zee. Op een bootje zijn drie jonge kerels in short aan het barbecuen. Bij een glas wijn zakken we als vanzelf in zomermodus. De zon is al flink over haar hoogtepunt als we de bijboot oppompen en naar het keienstrandje peddelen.

Sark dus. Van waar we voet aan land zetten voert een smal pad zigzaggend tussen struiken, bloemen en bomen steil omhoog. Maar het pad is net iets te net voor avontuur, de geur van vers gemaaid gras verklapt dat het keurig onderhouden wordt. We wandelen op goed geluk verder en komen via The Avenue bij het Village Centre. Op Sark rijden geen auto’s en zijn de wegen niet verhard. Tractors mogen dan weer wel. En koetsen met paarden. Die verzamelen hier in het centrum. Voor de toeristen. Dagelijks worden die met boten aan- en afgevoerd en dan kunnen ze ritjes maken met die koetsen.

En hier, in het Village Centre is er internet. Dat zie je omdat iedereen er niet meer naar Sark kijkt, maar naar het schermpje op hun telefoon. En even bekruipt me het gevoel dat Sark een beetje Bokrijk lijkt, en ook very instagrammable is…

Maar ’s avonds, in onze windstille baai, met een volle maan en de vuurtoren van Point Robert om de hoek voel ik me de koning te rijk… En beslissen we om nog een dagje te blijven…

Op dag twee huren we stevige fietsen met veel versnellingen en dikke banden. Met minder komt het niet goed op Sark. En we fietsen naar La Coupée. Indrukwekkend toch, dat smalle pad met links en rechts de zee. En ik zie die schoolkindjes voor me, met hun wapperende negentiende-eeuwse schortjes, kruipend over deze weg die me op een manier doet denken aan de Chinese Muur, al heb ik die nog nooit gezien.

En dan nog een wist-je-datje. Op Sark is er een gevangenis. Met plaats voor twee gevangenen. En mochten dat godvruchtige gevangenen zijn, die op zondag naar de kerk willen, dan kan dat. Want in de St. Peter’s Church, waar elke familie zijn eigen bank heeft, te herkennen aan de met kruisjessteek geborduurde kussentjes, zijn ook twee zitplaatsen voorzien voor hen. Je herkent hun bank aan de gekruiste sleutels op hun kussens…

Sark, een beetje Bokrijk, very instagrammable en toch wel heel bijzonder...

Alderney, het noordelijkste ‘brokje Frankrijk dat in zee viel en opgevist werd door Engeland’…

Op een diepe stenen vensterbank staan enkele potjes confituur uitgestald. Net wanneer ik dichterbij kom kijken, klikt het raam open, ik kijk in het vriendelijke gezicht van een oudere dame. We schrikken allebei een beetje. ‘Ik kwam net kijken of er nog voldoende wisselgeld in het doosje zit,’ lacht ze. Op de vraag of zij de confituur maakt, giechelt ze hoofdschuddend. ‘Nee hoor, dat doet mijn man. Alles is gemaakt met fruit uit onze tuin, we krijgen dat met zijn tweeën niet op.’ Rhubarb with a touch of ginger, rabarber met een vleugje gember. ‘Proef maar hoe je het vindt,’ zegt de dame, ‘ogenblikje.’ Ze schuifelt het huis in en keert terug met een geopend potje. ‘Komaan’, wijst ze, ‘stop je vinger maar in de pot, kan best.’ Ik vind de confituur lekker en koop een potje. Voor op het brood dat ik bakte aan boord. Het dametje slaat de handen voor het gezicht, een zeilreis, dat zou ze nooit durven. En op die boot dan nog een brood bakken, kirt ze, ze zou het in haar keuken nog niet kunnen. Anyhow, a safe journey!

Ik word daar blij van, van die kleine bakjes die je hier her en der langs de kant van de weg ziet staan. Hedge veg worden ze genoemd, haaggroenten dus. Open kastjes met groenten of aardappelen er in, eitjes ook, bosjes kruiden, confituur of zelfs koekjes en cakejes. Een handgeschreven kartonnetje er bij, 1,50£, 2,00£. En een plastic potje voor de centen. Het geeft een prettig gevoel van openheid en vertrouwen.

Woensdag 12 juni 2019

Rond de middag meerden we af in Braye Harbour, aan een mooring of boei, de gele zijn voor bezoekers, de oranje voor lokale booteigenaars. Aan land kan je met je bijboot of met de watertaxi. We liggen hier mooi, we liggen hier goed. En is Alderney misschien niet groot, toch ligt er in het kantoortje van de havenmeester verrassend veel toeristische info, waaronder 9 wandelroutes. Gewapend met die blaadjes gaan we op pad.

De Kanaaleilanden. Eigenlijk is dit een foute naam. Deze eilanden liggen strikt gezien niet in het Kanaal maar in de baai van St-Malo, Frankrijk dus. Jersey, Guernsey, Herm, Sark en Alderney. De beroemde schrijver Victor Hugo noemde ze stukjes Frankrijk die in zee gevallen waren en opgevist door Engeland. Of ze nu meer Frans of meer Engels zijn, dat willen we wel weten. Te beginnen met het noordelijkste eiland, Alderney. Of, zo je wil, Aurigny…

De eerste wandeling neemt ons mee naar de hoofdstad St. Anne. Nu ja, hoofdstad. Een paar stille straten, een mooi kerkje, een schattig museum. Er zijn wat winkeltjes, ze zijn allemaal gesloten. Volgens de man die het museum openhoudt omdat het woensdag is, volgens de dame van de confituur omdat er door het slechte weer nog maar weinig toeristen zijn en ‘wie houdt zijn winkel dan nog open?’… Stiller dan stil. We lopen het centrum uit, zuidwaarts, een tweede wandeling voert ons langs groene paadjes -de bermen dik van bloemen- en kliffen, diep beneden de zee. Het weer verandert snel boven een eiland en in de grijze lucht van vanmorgen vallen nu geregeld stukken blauw.

We vinden het hier zo mooi dat we beslissen om nog een dag te blijven.

Donderdag 13 juni 2019

Er is in de loop van de geschiedenis meer dan een robbertje gevochten om de Kanaaleilanden. En vandaag combineren we drie wandelroutes die ons langs de verdedigingsforten op Alderney brengen, waarbij we zo goed als het hele eiland rond lopen. We beginnen op de noordelijke punt van het eiland bij Fort Albert van waar je een prachtig zicht hebt op Braye Harbour.

Vandaar gaat het naar het oosten, voorbij het Mannez Lighthouse, de zwart-witte vuurtoren waar we gisteren voorbij vaarden, en dan terug zuidwaarts via het Longis natuurreservaat.

Vervolgens lopen we voorbij het centrum van St. Anne door tot aan de westkust met Fort Clonque.

Hier heb je uitzicht op de eilandjes Les Etacs -ook wel shit rocks genoemd omdat ze bedekt zijn met de vogelpoep van duizenden jan-van-genten-, en het eiland Burhou, waar een kolonie puffins, ofwel papegaaiduikers huist.

Het stuk water tussen Alderney en Burhou heet The Swinge, een nauwe doorgang waar de stroming lelijk huis kan houden en waar we morgen door gaan om naar het eiland Sark te varen.

Wanneer we na het wandelen genieten van afternoon tea met scones en goudgele clotted cream en de volgende ochtend bij het ontbijt van de rhubarb jam with a touch of ginger, twijfelen we niet meer, het is hier zo Engels als wat!

Bijna vijf knopen en een uur extra…

Bijna vijf knopen en een uur extra. Dat krijg je cadeau als je van Cherbourg naar Alderney vaart, Cap de la Hague voorbij. Na amper drie uur varen mag je de Franse beleefdheidsvlag inwisselen voor de Engelse, je klok een uur terugdraaien en boat zeggen in plaats van bateau. En vergeet de knisperende croissants au beurre, hier eten ze scones with clotted cream.

Maar even terug naar het begin. We zijn met vakantie, voor drie weken.  Dit jaar hebben we ons ‘groot verlof’ voor het eerst in juni geprogrammeerd. De Kanaaleilanden staan op ons verlanglijstje en we willen er de zomerdrukte van juli, augustus vermijden. We vinden dit slim, het zijn toch ook de langste dagen van het jaar, niet? Begin dit jaar werd bovendien door voorspellers een zomer aangekondigd zoals die van vorig jaar, lang en warm… Maar tot op vandaag lijkt dat eerder een kwakkel en begint onze vakantie van juni met een herfstige dag in thuishaven Nieuwpoort… Stormweer houdt ons aan het ponton.

Op Pinksteren, zondag 9 juni, heel vroeg, vertrekken we dan toch, bestemming Cherbourg. (dank aan de vroege wandelaarster/fotografe Bernine Deramoudt voor de mooie foto van ons vertrek!)

Bijster mooi weer is het niet en bovendien lijkt de wind na de voorbije storm wel opgesoupeerd. We wisselen motorzeilen met zeilen af om het tempo er in te houden. 32 uur en 196 mijl later meren we af in de Port Chantereyne.

Cherbourg. Zoals in ‘Les parapluies de Cherbourg’… Mijn moeder dweepte destijds –en nóg- met die film uit 1964. En nog steeds, wanneer ook maar ergens de herkenbare muziek uit de film te horen is, droomt ze een beetje weg, zuchtend wat een mooie film dat toch was. Het muziekje ken ik wel, de film heb ik helaas nog nooit gezien. Maar wat ik niet wist, dat is dat er echt wel paraplu’s gemaakt worden in Cherbourg. En niet zomaar om het even welke, gewoonweg ‘de beste paraplu’s van de wereld’.

We nemen een kijkje in de statige paraplufabriek en luisteren naar het verkoopspraatje van de modieuze jongen in de winkel. Maar hoe stijlvol en degelijk ze ook zijn, er hangt een iets té stevig prijskaartje aan deze paraplu’s en… het regent niet…

Met onze fietsjes verkennen we de omgeving. Wist je dat Cherbourg de op één na grootste kunstmatige dijk van de wereld heeft? Die is zo groot en het water er achter zo ruim, dat er ’s avonds een zeilwedstrijd binnen de dijkmuur wordt gehouden. We fietsen die hele dijk af naar het oosten en lunchen met stokbrood, jambon persillé en een fles rode wijn in het gezelschap van een één-potige meeuw. Vervolgens fietsen we naar het westen tot het andere eind van de enorme ‘rade’. In de stad passeren we tal van bezienswaardigheden, de kathedraal, een mooi theater, het zeer romantische park van Emmanuel Liais… De ‘Cité de la Mer’ houden we voor een andere keer…

Woensdag 12 juni 2019

We doen dus amper drie uur over de 26 mijl van Cherbourg naar Alderney maar het zal ons wellicht dertig uur kosten om onze spullen droog te krijgen… Er staat een perfecte noordnoordoostenwind waarmee we halve wind kunnen varen maar iemand beslist om net nú de hemelsluizen open te zetten. Met bákken komt het naar beneden en zoekt een weg via de kraag van mijn zeiljas, langs nek, hals, armen, rug.

Maar de adrenaline van bijna vijf knopen stroom méé maakt van die nattigheid een detail en tegen de middag passeren we de vuurtoren van Alderney en meren iets later vrolijk af aan een mooring in Braye harbour… We zetten onze klok een uur terug, verwisselen de Franse vlag voor de Engelse en hebben plots heel veel trek in scones..