De knoop

Papier is gewillig zei men vroeger. Het papier van toen is nu internet geworden. En dat internet, dat is nog gewilliger, overtuigender, dan het papier van toen. Kijk op Instagram maar naar accounts of hashtags als Faroeislands of Visitfaroeislands. Dan zie je drones langs duizelingwekkende hellingen scheren, mensen op toppen van steile kliffen balanceren, er komen kolkende watervallen voorbij en van de buitenwereld afgesneden kabouterdorpjes met grasdaken. Beelden verzadigd van duister donkergroen en onheilspellend zwart.

Daarbovenop komt nog de inleiding op Faeröer in onze vaargids voor de ‘Arctic and Northern Waters’‘Tides and races are fierce and dangerous; fog is often dense and sudden; most anchorages are exposed to at least one direction and are subject to strong, irregular katabatic winds off the high and precipitous land…’ Gaan wij daar naar toe?

Het is al te laat om nog te bestellen als ik ontdek dat er zoiets bestaat als de Streymkort fyri Føroyar, een getijdenatlas voor de Faeröer. In de vaargids staat een afbeelding van een pagina daaruit. Vlammende oranje tongen staan voor gevaarlijke stroomversnellingen, ik zie botsende stroompijlen, en woorden als vestfalskyrrindi en eystfalskyrrindi… Om deze stroomkaarten te interpreteren heb je ook nog de moon’s meridian passage nodig, te vinden in de Almanakki, een andere Faeröerse publicatie… Te laat om ons in dit alles te verdiepen, maar gelukkig is er ook een app met de naam Rák. Zou nauwkeurig en gebruiksvriendelijk moeten zijn…

Woensdag 31 mei 2023. Onze route op de digitale kaart is uitgezet, 185 mijl tot Suðuroy, het zuidelijkste van de 18 Faeröer eilanden. Van de twee aanloophavens, Tvøroyri en Vágur, kiezen we voor de laatste. Er zit een kleine knoop in mijn maag. Dit onbekende vaargebied lijkt ineens een onherbergzame bestemming…

We hebben gewacht op de uitgaande stroom om uit de Bluemull Sound weg te varen maar hebben de wind op kop. Wind tegen stroom maken een wildwaterbaan van de 2,5 mijl naar open zee. De knoop komt strakker te zitten, Las neemt het stuurwiel over en loodst ons uit de wasmachine… Ook op zee vlot het niet meteen. Het heeft hard gewaaid en er staat meer zee dan wind. We kruisen in ongemakkelijke, trage slagen tot er meer regelmaat komt en onze koers bezeild is. De zee wordt vlakker en met volle zeilen lopen we heerlijk soepel, de knoop ontspant. Voor de enige hindernis onderweg, het Clair Ridge Oil Field, gaan we een beetje zuidelijker varen. Om middernacht is het nog niet helemaal donker, tegen 03:00 alweer licht, de ochtendgloed rozig.

Rond de middag krijgen we volop zon, zakt de wind in elkaar en moet de motor aan.

Om halftien ’s avonds, 34 uur en 194 mijl na vertrek, lopen we Vágsfjørdur binnen, een brede fjord zonder noemenswaardige gevaren of verontrustende stromingen. Niet veel later liggen we afgemeerd aan een stoere kade met autobanden, we zijn in de Faeröer!

Suðuroy. Een langgerekt dinosaurusjong dat op zijn achterpoten danst.

Ongerept wegens niet gemakkelijk bereikbaar voor toeristen. Samen met Ron en Joce van ‘De Verleiding’, ook een Breehorn, en een dag na ons aangekomen, gaan we op ontdekking. Vijf dagen blijven we op Suðuroy en elke dag krijgen we een beetje mooier weer. We maken flinke wandeltochten en zelfs een roadtrip met een huurautootje.

Het donkere beeld dat ik van de Faeröer had wordt dag na dag ingehaald door wat ik te zien krijg. Steile kliffen, ja, die zijn er wel, maar met gras dat lichter groen is dan verwacht, en diep beneden een helderblauwe zee. Donkergroen en zwart zijn er ook, en grasdaken. Maar die ogen niet somber, eerder uitnodigend, zoals in het dorpje Porkeri met zijn stemmig kerkje. Kapitein-met-pensioen Zacharias komt voor ons openmaken en vertelt honderduit over het leven op Suðuroy. Bij het afscheid krijgen we een langdurende handdruk, warm en welgemeend.

In het dorpje Sandvík, net voorbij een mooie baai, zien we huisjes in alle kleuren van de regenboog. En de juni-zon maakt zelfs van mist iets prachtigs.

Nog even terug naar onze vaargids, en naar de laatste zin van de inleiding tot de Faeröer: ‘A few days of fine weather with visibility amply repay the effort of sailing to the Faroe Islands…’

Ik kijk omhoog, naar onze Faeröerse beleefdheidsvlag in het want aan stuurboord. Ze wappert wat stijfjes. Ik knutselde ze dan ook zelf in elkaar met een oud servet, een restje afdekzeil en een verknipte boodschappentas. Maar wat zijn het wit, rood en blauw vrolijk.

We maken ons klaar voor vertrek naar een volgend eiland. Op de Rák app zijn er geen problemen wat de stroming betreft. De knoop is weg…

Hoe strak ook het plan, het vraagt altijd wat lef om te gáán..

Aan een zeiltocht begin je niet onvoorbereid. Je gaat na of zeilen en verstaging in orde zijn, je zorgt dat er diesel en water getankt zijn, dat de batterijen opgeladen zijn en dat er voldoende proviand aan boord is. Voor een meerdaagse tocht is de checklist iets uitgebreider dan wanneer je enkele uren op zee gaat om een frisse neus te halen zeg maar. En je maakt een zorgvuldige tochtplanning.

Ooit woonde ik een tot de verbeelding sprekende voordracht bij van poolreiziger Dixie Dansercour. Hij vertelde hoe hij en zijn reisgezel Alain Hubert zich voorbereid hadden op de onvoorstelbare tocht van 3 900 km over het ijs in Antarctica. Ze testten materiaal, sledes en powerkites, legden zichzelf loodzware trainingen op en werkten voor honderd potentiële problemen honderd mogelijke oplossingen uit. En toen, ze waren amper een dag onderweg, deed probleem honderdeneen zich voor… De details ben ik vergeten, maar de essentie niet. Probleem honderdeneen, datgene waar je niet aan hebt gedacht, datgene wat anders uitvalt dan voorzien, de onverwachte wending… Je hoeft echt geen poolreiziger te zijn om er tegenaan te lopen. Vraag het aan eender wie die een huis verbouwt, een feest organiseert, een zeiltocht plant… Loopt het niet volgens plan, dan is er veerkracht nodig. En flexibiliteit.

En net omwille van de onvoorspelbaarheid van probleem honderdeneen en misschien ook probleem honderdentwee vraagt het altijd wat lef om te gáán. Want elk plan, echt élk plan, kan tegenvallen. Dat ondervonden we afgelopen zomer.

Maandag 20 juli 2020.

We weten dat het van Saint-Quay-Portrieux zo’n 75 mijl naar Cap de la Hague is en dat de Alderney Race daar vandaag vanaf 06:00 pm van SW naar NE begint te stromen. Ideaal gezien ben je daar aan het begin van de meegaande stroom, zodat je er alle profijt van hebt tot nog een flink stuk er voorbij, en waardoor je ook de mogelijk hevige zeeën van halftij vermijdt. Om dat te halen zouden we al heel vroeg moeten vertrekken.

Maar er staat een snoeiharde NNE die in de loop van de dag gaat afnemen en we wachten tot het ergste voorbij is. Op de middag wordt Las ongeduldig, we vertrekken. Ik mopper een beetje, dit past niet in onze tochtplanning want nu ziet het er naar uit dat we precies op het foute moment aan de kaap zullen zijn. De wind gaat nog behoorlijk te keer en er heeft zich ook een flinke deining opgebouwd, het opkruisen is zwaar en traag. Trager dan voorzien in de tochtplanning.

09:00 pm – 9 uur op zee. 48 mijl zigzaggen heeft amper 27 mijl opgeleverd. 5,3 knopen door het water, amper 3 knopen over de grond. Om de sfeer erin te houden knutsel ik in mijn steil kombuis een hartig avondmaal in mekaar. De prachtige avondlucht belooft een mooie nacht op zee. Aan bakboord knippert de vuurtoren van het Plateau des Roches-Douvres, aan stuurboord die van Jument Rock op Jersey.

Dinsdag 21 juli 2020

03:00 am – 15 uur op zee. Jersey ligt nog steeds aan stuurboord. We kruisen motorzeilend, halen amper 1,9 knopen over de grond, het stroomt hier venijnig hard.. Ik neem er de Reeds terug bij. Hun vuistregel is tegenstroom vertrekken uit St Peter Port, Guernsey, om HW Dover +3. Om dan bij de Banc de la Schole, zo’n 13 mijl verder de stroom mee te pikken. Ik reken. Van waar we ons nu bevinden is het nog zo’n 17 mijl tot dat punt. Met ons ‘gemiddelde der gemiddelden’ zou dat moeten lukken. Maar met de snelheden die we nu halen ziet het er hopeloos uit.

06:00 am – 18 uur op zee. Sark aan bakboord, we lopen 4, 5, nee, 6 knopen! Heel langzaam kentert het tij, we zetten een inhaalmanoeuvre in…

08:00 am – 20 uur op zee. We lopen 8 knopen! Het enige wat me nog zorgen baart is dat het er naar uit ziet dat we precies met halftij bij het punt met de strafste stroom gaan uitkomen. We naderen springtij en 7, 8 knopen zijn daar mogelijk. De wind is intussen wel helemaal weggevallen maar stel dat er nog een flinke deining van gisteren staat? Die botst op de stroom?

09:00 am – 21 uur op zee. 12 knopen! We spoelen letterlijk om de kaap heen. Het bizarre water is vriendelijker dan het er uit ziet met zijn kolken en krullen.

De hoofdrol in onze tochtplanning werd zozeer opgeëist door het ronden van Cap de la Hague, dat een eindbestemming er niet in voorkwam… Cherbourg? Maar het is prachtig weer, we hebben allebei geen zin in die grote jachthaven en besluiten door te gaan tot Saint-Vaast-la-Hougue. Na de gulle portie stroom méé volgt opnieuw een taaie dosis stroom tegen, het is niet anders…

We komen bij valavond aan en omdat de toegangspoort naar de haven door het getij nog gesloten is, ankeren we net zoals een achttal andere boten. Wat ons zó bevalt dat, wanneer de poort opengaat en de hele vloot naar binnen vaart, wij rustig blijven liggen en de nacht voor anker doorbrengen…

Stond niet in de tochtplanning…

Proeven van Bretagne, Lézardrieux

“Ga met je boot naar Lézardrieux, neem van daar de fiets naar Paimpol en de bus naar Tréguier… Het is een eindje de rivier op maar je zult wel zien hoe mooi het er is!” Het zijn een paar van de vele tips van zeilvriend Alain. Verschillende zomers bracht hij hier door en hij kent de haventjes.

Dinsdag 18 juni 2019

Een afgelijnd plan voor onze zeilvakantie hebben we op voorhand niet gemaakt. En dat is fijn. Want een vaag plan, dat kan niet in de war gestuurd worden zoals een strak plan… Vandaag hebben we beslist om toch te gaan proeven van Bretagne en vertrekken uit Saint Peter Port, Guernsey, bestemming Lézardrieux, ongeveer 47 mijl.

Op open zee is het rustig varen, de stroom is dwars en niet sterk, het water is kalm. Maar van zodra we de kust naderen ziet het wateroppervlak er bizar uit. ‘Kan dat nu, dat het water daar zo breekt?’ We controleren de kaart, geen problemen, we zitten op koers, er zijn geen noemenswaardige obstakels. Toch kabbelt het wateroppervlak onrustwekkend. Het zijn geen grote golven maar verraderlijke onderstromen. Omdat er weinig wind is, hebben we de motor bij staan. We besluiten de zeilen te strijken en de kust rustig op motor én automatische piloot aan te lopen. En ineens zitten we midden in het gewoel. Bizarre kolken sleuren ons eens nu eens naar bakboord en dan weer naar stuurboord. Nee, we gaan niet op de hand sturen, we laten de automatische piloot staan.

We zien nu de bakens die we moeten volgen, Les Sirlots aan stuurboord, Petit-Pen-Azen aan bakboord. Het ene moment lijkt het alsof we de aan de verkeerde kant van de boei gaan uitkomen, het andere moment is het weer goed.

Het weer is vreemd, grijzig, lauw, windstil. Aan bakboord ligt Île-de-Bréhat, we varen nu de monding van de rivier Trieux op tussen stille rotsen, groene en rode bakens. Als ik achterom kijk lijkt de lucht op te lossen in de zee, de vuurtoren La Croix die we net passeerden zweeft als in een surrealistisch schilderij.

Plots wordt het water heel anders, stiller. We varen nu tussen dikbeboste oevers. Links van ons Loguivy, rechts van ons L’Île à Bois. Maar dan gaat het ineens terug snel! We nemen gas terug maar de vloed neemt ons mee, de rivier op. De motor is nu in neutraal, we schuiven aan 3, nee, 4 knopen over de grond. Met ons stromen wier, takken en bladeren mee.

Als Lézardrieux in zicht komt zien we dat het vrij druk is aan het bezoekersponton. Met deze stroming een box in manoeuvreren, daar wagen we ons liever niet aan. Op de kopsteiger liggen twee boten met elk een boot langszij. Daar als derde tegenaan gaan liggen doen we ook liever niet. Midden in de rivier liggen nog een drijvend ponton en een aantal afmeerboeien. ‘Laat ons een boei nemen, moet lukken!’

img_0703

Als Las de boot 180° draait, lijken we ‘uit te schuiven’ in de stroming, het voelt spannend maar toch ook meteen weer goed, want eens tegenstroom liggen we praktisch stil. Gelukkig is er hier wel wat ruimte. Langzaam stuurt Las op de boei aan, ik maak gebaren, wat meer naar bakboord, vooruit, stuurboord… Voor mij zie ik de boei, het stroomt hard, het ziet er niet gemakkelijk uit. Maar met onze pikhaak met automatisch kliksysteem krijg ik de boei toch vlot te pakken. Las houdt de boot op snelheid tot we goed afgemeerd liggen. Van zodra de motor in neutraal gaat, schieten we achteruit, de boei half onder water sleurend. Maar toch liggen we verrassend rustig, midden in de rivier. Het landschap biologeert ons, nee, we gaan nog niet aan land, laat ons vanavond naar de rivier kijken.

De tijd verstrijkt, het water vertraagt, de vloedstroom valt stil. Muisstil is het hier nu.

En dan gaan we draaien. Het hoogwater is voorbij, langzaam begint de rivier nu leeg te lopen. Schuimdotten, wiernestjes, bladeren en takken drijven nu zeewaarts met de ebstroom.

De zware, lauwe lucht krijgt een vreemde kleur en ruikt naar onweer. Het rommelt in de verte, één enkele bliksem kleurt de hemel voor een ogenblik paars.

Daarna wordt alles weer donkerblauw, de avond valt over de rivier, aan de oever gaan de lichten aan…

Swinging in the Swinge, op naar Sark!

14 en 15 juni 2019

“Sark, Sercq in het Frans, bestaat uit twee eilandjes, Big Sark en Little Sark. Ze zijn met elkaar verbonden door een smalle heuvelrug, La Coupée. Tot 1900 werd de weg op die heuvelrug niet beschermd door leuningen, zodat schoolgaande kindertjes er bij harde wind kruipend overheen gingen.”

Nee, ik vind dit niet uit. Het staat in mijn reisgids voor de Kanaaleilanden. Schoolgaande kindertjes die van de weg geblazen kunnen worden op een eiland van vijfeneenhalve vierkante kilometer groot, ik krijg het beeld niet zo meteen uit mijn hoofd…

Maar we zijn er nog niet. We zijn nog op Alderney, in Braye Harbour. Toen we hier aankwamen waaide het uit het noordoosten, wat daar niet zo comfortabel is. De haven ligt open in die windrichting. Maar een dag later -wat is het weer toch onstabiel- maakt de wind een bocht van 180°. Het waait nu pittig uit het zuidwesten en in Braye Harbour lig je dan echt goed beschut. Maar we willen verder. We willen naar Sark. Om daar te komen kan je rechtsom of linksom. Dat laatste is het kortst maar gaat wel door The Swinge, een passage waar de stroming het water net iets harder doorheen perst dan op open zee…

En ook al maakten we ons getijden-huiswerk, de kracht van de stroming verrast ons. Met wind tegen stroom lijkt de zee wel een op hol geslagen wasmachine. Het voelt onduidelijk en onnatuurlijk, en het advies om ook nog eens de meeste rotsachtige kant bij Corbet Rock aan te houden maakt het er niet beter op… Ik ben opgelucht als we uit het geharrewar zijn en de zee in haar plooi valt.

Als de wind steeds meer in het zuiden kruipt wordt het opkruisen.

25 mijl en vijf uur later lopen we de baai La Grève de la Ville aan, ideaal bij deze wind en voorzien van zeven gele, gratis meerboeien.

Was het op zee nog een kwestie van je schrap zetten in zeilpak en reddingsvest, van zodra we de baai in glijden vallen stroming en wind weg en lijkt het op slag Middellandse Zee. Op een bootje zijn drie jonge kerels in short aan het barbecuen. Bij een glas wijn zakken we als vanzelf in zomermodus. De zon is al flink over haar hoogtepunt als we de bijboot oppompen en naar het keienstrandje peddelen.

Sark dus. Van waar we voet aan land zetten voert een smal pad zigzaggend tussen struiken, bloemen en bomen steil omhoog. Maar het pad is net iets te net voor avontuur, de geur van vers gemaaid gras verklapt dat het keurig onderhouden wordt. We wandelen op goed geluk verder en komen via The Avenue bij het Village Centre. Op Sark rijden geen auto’s en zijn de wegen niet verhard. Tractors mogen dan weer wel. En koetsen met paarden. Die verzamelen hier in het centrum. Voor de toeristen. Dagelijks worden die met boten aan- en afgevoerd en dan kunnen ze ritjes maken met die koetsen.

En hier, in het Village Centre is er internet. Dat zie je omdat iedereen er niet meer naar Sark kijkt, maar naar het schermpje op hun telefoon. En even bekruipt me het gevoel dat Sark een beetje Bokrijk lijkt, en ook very instagrammable is…

Maar ’s avonds, in onze windstille baai, met een volle maan en de vuurtoren van Point Robert om de hoek voel ik me de koning te rijk… En beslissen we om nog een dagje te blijven…

Op dag twee huren we stevige fietsen met veel versnellingen en dikke banden. Met minder komt het niet goed op Sark. En we fietsen naar La Coupée. Indrukwekkend toch, dat smalle pad met links en rechts de zee. En ik zie die schoolkindjes voor me, met hun wapperende negentiende-eeuwse schortjes, kruipend over deze weg die me op een manier doet denken aan de Chinese Muur, al heb ik die nog nooit gezien.

En dan nog een wist-je-datje. Op Sark is er een gevangenis. Met plaats voor twee gevangenen. En mochten dat godvruchtige gevangenen zijn, die op zondag naar de kerk willen, dan kan dat. Want in de St. Peter’s Church, waar elke familie zijn eigen bank heeft, te herkennen aan de met kruisjessteek geborduurde kussentjes, zijn ook twee zitplaatsen voorzien voor hen. Je herkent hun bank aan de gekruiste sleutels op hun kussens…

Sark, een beetje Bokrijk, very instagrammable en toch wel heel bijzonder...