Van Shetland naar de Faeröer eilanden

1 – 27 juni 2023

Een rustige oversteek van 194 mijl bracht ons in 34 uur op Suðuroy, het zuidelijkste van de Faeröer eilanden. In mijn hoofd was dit een ongenaakbare, duistere archipel met gevaarlijke stromingen, mist en regen. Maar we troffen er zonnige dagen, leerden de stromingen begrijpen met de onmisbare Rák app, en verbaasden ons over de wonderlijke natuur met duizelingwekkende kliffen, steile rotswanden, blauw en groen.

Een deel van de eilanden ontdekten we varend, maar we huurden ook een auto om op plaatsen te komen die per boot niet of niet gemakkelijk bereikbaar waren.

Wat mij het meest zal blijblijven is onze ankerplaats bij het dorp Tjørnuvík.

Je kijkt er uit op Risin en Kellingin. Een legende vertelt hoe deze reus en zijn vrouw vanuit Ijsland waren gekomen om de Faeröer eilanden te stelen. Maar het wegslepen ervan was lastiger dan gedacht en toen ze bij dageraad nog aan het wrikken en sleuren waren, versteenden ze door de opkomende zon. Om halfweg juni een foto te maken met de opkomende zon precies achter deze indrukwekkende sea stacks moet je vroeg opstaan. Maar helaas, op de ochtend dat ik er om 04:00 helemaal klaar voor was, versluierden mistige wolken de zon. Maar ik gaf me niet gewonnen en bleef hoopvol kijken. En al kreeg ik, alle moed en zelfopoffering ten spijt, de zon niet te zien, het leverde toch een mooi plaatje op…

Kijk en luister* je mee?

*De muziek is van de Faeroerse zangeres Eivør. Het nummer heet Trøllabundin en komt uit haar album Slør.

Dit zijn de plekken die we bezochten en alle details kan je lezen in Polarsteps

Vágur, Sudurøy
Skálavik, Sandoy
Nølsoy
Tórshavn
Leirvik
Tjørnuvík
Eidi
Vestmanna
Hestur
Miðvágur

Van Noorwegen naar Shetland

20 april – 30 mei 2023

Na een gezellige winter thuis vonden we eind april een mooi moment om onze reis te vervolgen. Voor we naar Florø doorreisden waar onze boot overwinterde, bleven we nog een paar dagen in Oslo. En vooraleer we het prachtige Noorwegen finaal verlieten, hopten we nog twee tochtjes zuidwaarts, naar Svanøy en Bulandet.

Begin mei bracht een oversteek van 188 mijl ons van het mooie Noorwegen naar de wilde Shetland eilanden.

We werden steeds beter in onthaasten als we daar geregeld verwaaid lagen. Als we niet zeilden, huurden we een auto, wandelden of fietsten. Dat de Shetlanders warm en hartelijk waren wisten we al, maar dat er zo veel ongerepte stranden waren was een ontdekking.

Even om Muckle Flugga Lighthouse heen zeilen, zoals vaag gehoopt, bleek door aanhoudende westenwinden een ijdel plan dat we wijselijk lieten varen… We hielden ons gedeisd in de luwte van de oostkust…

Kijk en luister* je mee?

* Het muzieknummer heet Shetland Titles en komt uit het album Shetland (Original Television Soundtrack) van John Lunn.

Hierbij nog wat links, naar de plaatsen waar we waren, naar de Polarsteps voor wie alle details wil, en ten slotte naar enkele artikelen die ik voor Zeilhelden schreef…

Florø
Svanøy
Bulandet
Symbister, Whalsay
Cat Firth, Mainland
Lerwick, Mainland
Out Skerries
Fetlar
Baltasound, Unst
Cullivoe, Yell

Naar de Polarsteps

Zeilhelden: Pat Panick-blog: De Vikingen achterna?

Zeilhelden: Pat Panick-blog: Onthaasten in Shetland

Gekapseisd in een zee van tijd…

Wie schrijft, die zwoegt. Het is de titel van een artikel in een literaire publicatie van een cultuurvereniging. En ik kan het alleen maar beamen.

Een joekel van een cliché is het, dat mensen met pensioen tijd te kort hebben. Maar ik pleit schuldig want wat schrijven betreft, de blog ging afgelopen zomer kopje onder.

Dat een zee van tijd contraproductief kon zijn had ik niet zien aankomen… Ik kan er ook moeilijk de vinger op leggen. Ik weet niet waarom het ineens niet meer lukte, het schrijven van de blog zoals ik al sinds 2015 doe.

Zou Polarsteps er voor iets tussen zitten, dat leuke medium om een reisdagboek bij te houden? Zo gebruiksvriendelijk die app die tekst, foto’s én een reisroute op een wereldkaart combineert.

Een tijdje gebruikte ik deze naar mijn gevoel heel verschillende media naast elkaar. Polarsteps is letterlijk een dagboek waarmee je chronologisch je reisverhaal opbouwt. Het bloggen werkt anders. Daarin vormen het leven aan boord en het reizen met de boot het kader waarbinnen losse stukjes ontstaan. Een voorval onderweg kan een uitgangspunt zijn, gecombineerd met herinneringen, associaties, gemijmer. Reisindrukken waar zoveel ballast is uitgezakt dat een uitgekristalliseerde essentie overblijft. De expressie van impressies, subjectief en gekleurd. En vooral geen schools verslag.

Helaas bleek beide combineren minder vanzelfsprekend dan gedacht en haalde de Polarsteps het van de blog. Zou het aan het gebruiksgemak van de Polarsteps app liggen, waarin je de ervaringen van de dag neerzet, er foto’s bij mikt en klaar? Ook als je offline bent… Van zodra je internet hebt, zet je met een klik alles online. Toegegeven, het vraagt wel discipline om ‘bij’ te blijven maar het creatieve denkwerk valt mee. Voor de blog is schrijven wel eens zwoegen. Binnen een afgemeten kader een bij voorkeur niet rechtlijnig verhaal brengen waar geen woord te veel in staat. Foto’s kiezen waarbij de interactie met de tekst het criterium is…

Toen ik in oktober besefte dat de blog al maanden geleden pijnlijk gestrand was, waagde ik me dapper aan een inhaalbeweging. Kon toch niet moeilijk zijn? Documentatie genoeg, de Polarsteps, ons logboek, reisbrochures en nog een handvol losse schrijfsels als inspiratiebronnen. Maar het werkte niet. Bovendien schrijf ik het liefst in de tegenwoordige tijd. Wat maanden na de feiten wrong dat het kraakte….

Als ik het een vriendin verzuchtend vertel, oppert zij dat misschien precies door het langdurig reizen de ruimte voor tussentijdse reflectie ontbreekt. Vorig jaar zeilden we in vijf maand van Noorwegen naar de Shetlands, naar de Faeröer, vervolgens rond Ijsland en ten slotte naar Schotland. Zoveel indrukken, elke dag opnieuw. Er waren geen leegtes, geen adempauzes. Ook al bleven we geregeld enkele dagen ter plaatse, of lagen een tijdje verwaaid. Maar om me in bloggen te verdiepen leek het nooit genoeg…

Omdat ik daar nu spijt van heb, wil ik me dit jaar aan een doorstart wagen.

Maar het gat dat in de blog is gevallen, wil ik eerst nog dichten met een terugblik op onze prachtige zeilreis van 2023.

Daarvoor drop ik eerstdaags vier korte blogposts met filmpjes van de gevaren trajecten en een ultrakorte samenvatting. Of nee, vijf. Want één tekst over onze oversteek van de Faeröer naar Ijsland wil ik jullie niet onthouden…

Wie alsnog benieuwd is naar alle details kan terecht op, je raad het al, Polarsteps.

Of op de website van Zeilhelden, waar ik in een aantal stukken ons verhaal vertel.

De knoop

Papier is gewillig zei men vroeger. Het papier van toen is nu internet geworden. En dat internet, dat is nog gewilliger, overtuigender, dan het papier van toen. Kijk op Instagram maar naar accounts of hashtags als Faroeislands of Visitfaroeislands. Dan zie je drones langs duizelingwekkende hellingen scheren, mensen op toppen van steile kliffen balanceren, er komen kolkende watervallen voorbij en van de buitenwereld afgesneden kabouterdorpjes met grasdaken. Beelden verzadigd van duister donkergroen en onheilspellend zwart.

Daarbovenop komt nog de inleiding op Faeröer in onze vaargids voor de ‘Arctic and Northern Waters’‘Tides and races are fierce and dangerous; fog is often dense and sudden; most anchorages are exposed to at least one direction and are subject to strong, irregular katabatic winds off the high and precipitous land…’ Gaan wij daar naar toe?

Het is al te laat om nog te bestellen als ik ontdek dat er zoiets bestaat als de Streymkort fyri Føroyar, een getijdenatlas voor de Faeröer. In de vaargids staat een afbeelding van een pagina daaruit. Vlammende oranje tongen staan voor gevaarlijke stroomversnellingen, ik zie botsende stroompijlen, en woorden als vestfalskyrrindi en eystfalskyrrindi… Om deze stroomkaarten te interpreteren heb je ook nog de moon’s meridian passage nodig, te vinden in de Almanakki, een andere Faeröerse publicatie… Te laat om ons in dit alles te verdiepen, maar gelukkig is er ook een app met de naam Rák. Zou nauwkeurig en gebruiksvriendelijk moeten zijn…

Woensdag 31 mei 2023. Onze route op de digitale kaart is uitgezet, 185 mijl tot Suðuroy, het zuidelijkste van de 18 Faeröer eilanden. Van de twee aanloophavens, Tvøroyri en Vágur, kiezen we voor de laatste. Er zit een kleine knoop in mijn maag. Dit onbekende vaargebied lijkt ineens een onherbergzame bestemming…

We hebben gewacht op de uitgaande stroom om uit de Bluemull Sound weg te varen maar hebben de wind op kop. Wind tegen stroom maken een wildwaterbaan van de 2,5 mijl naar open zee. De knoop komt strakker te zitten, Las neemt het stuurwiel over en loodst ons uit de wasmachine… Ook op zee vlot het niet meteen. Het heeft hard gewaaid en er staat meer zee dan wind. We kruisen in ongemakkelijke, trage slagen tot er meer regelmaat komt en onze koers bezeild is. De zee wordt vlakker en met volle zeilen lopen we heerlijk soepel, de knoop ontspant. Voor de enige hindernis onderweg, het Clair Ridge Oil Field, gaan we een beetje zuidelijker varen. Om middernacht is het nog niet helemaal donker, tegen 03:00 alweer licht, de ochtendgloed rozig.

Rond de middag krijgen we volop zon, zakt de wind in elkaar en moet de motor aan.

Om halftien ’s avonds, 34 uur en 194 mijl na vertrek, lopen we Vágsfjørdur binnen, een brede fjord zonder noemenswaardige gevaren of verontrustende stromingen. Niet veel later liggen we afgemeerd aan een stoere kade met autobanden, we zijn in de Faeröer!

Suðuroy. Een langgerekt dinosaurusjong dat op zijn achterpoten danst.

Ongerept wegens niet gemakkelijk bereikbaar voor toeristen. Samen met Ron en Joce van ‘De Verleiding’, ook een Breehorn, en een dag na ons aangekomen, gaan we op ontdekking. Vijf dagen blijven we op Suðuroy en elke dag krijgen we een beetje mooier weer. We maken flinke wandeltochten en zelfs een roadtrip met een huurautootje.

Het donkere beeld dat ik van de Faeröer had wordt dag na dag ingehaald door wat ik te zien krijg. Steile kliffen, ja, die zijn er wel, maar met gras dat lichter groen is dan verwacht, en diep beneden een helderblauwe zee. Donkergroen en zwart zijn er ook, en grasdaken. Maar die ogen niet somber, eerder uitnodigend, zoals in het dorpje Porkeri met zijn stemmig kerkje. Kapitein-met-pensioen Zacharias komt voor ons openmaken en vertelt honderduit over het leven op Suðuroy. Bij het afscheid krijgen we een langdurende handdruk, warm en welgemeend.

In het dorpje Sandvík, net voorbij een mooie baai, zien we huisjes in alle kleuren van de regenboog. En de juni-zon maakt zelfs van mist iets prachtigs.

Nog even terug naar onze vaargids, en naar de laatste zin van de inleiding tot de Faeröer: ‘A few days of fine weather with visibility amply repay the effort of sailing to the Faroe Islands…’

Ik kijk omhoog, naar onze Faeröerse beleefdheidsvlag in het want aan stuurboord. Ze wappert wat stijfjes. Ik knutselde ze dan ook zelf in elkaar met een oud servet, een restje afdekzeil en een verknipte boodschappentas. Maar wat zijn het wit, rood en blauw vrolijk.

We maken ons klaar voor vertrek naar een volgend eiland. Op de Rák app zijn er geen problemen wat de stroming betreft. De knoop is weg…

Even om Muckle Flugga heen en dan naar de Faeröer?

Tweede helft mei 2023

Onze ankerlier is hersteld en we hebben uitgebreid boodschappen gedaan in de Tesco van Lerwick. Ik haal er mijn hartje op, het Engelse aanbod is een verfrissende afwisseling na een jaar boodschappen doen in Noorwegen. En de prijzen zijn dat ook. We varen de haven van Lerwick uit, goed uitkijkend voor af- en aanvarende tenders van drie cruiseschepen.

De ene zijn schipbreuk is de ander zijn vloer, Skerries. Out Skerries staat er op de kaart, maar wie ‘van hier’ is, zegt gewoon ‘Skerries’. Het eiland ademt verval. De resten van wat ooit een zalmkwekerij was liggen als schroot op een roestbruine hoop, wat er in het winkeltje ligt weigeren ze bij ons in de kringloopwinkel… Maar er gaan geruchten dat iemand het hele eiland zou hebben opgekocht… Rond Skerries ligt het bezaaid met rotsen, menig schip is er vergaan. Daar waren de Skerrienaars overigens niet rouwig om. Wat aanspoelde kwam hen toe en omdat er op hun eiland, zoals overal op Shetland, geen boom groeit, waren ze blij met wat wrakhout nu en dan. Een huis met een houten vloer in plaats van gestampte aarde betekende een stap vooruit. Echt luxueus ogen de meeste huizen hier nog steeds niet. Een paar jaar geleden stond er een te koop, op Facebook nota bene. Een vrouw in Florida kwam het scrollend tegen en kocht het nog dezelfde dag. Zonder dat ze het had gezien, en zonder dat ze ooit een voet in Shetland had gezet. Nu knapt ze het op en beschildert het met Griekse taferelen. ‘Kom in het najaar terug,’ zegt ze, ‘dan serveer ik een slaatje met feta, en drinken we Griekse wijn en dansen de Sirtaki…’

Een woestijn met bloempjes. Keen of Hamar, Unst. Onderzoek wees uit dat van alle Britten de Shetlanders het meest Noors bloed in hun dna hebben. Ooit werd hier Norn gesproken, een soort oud-Noors, waar nog steeds woorden van zijn overgebleven. Vooral in plaatsnamen, of namen van vogels of bloemen. ‘Buggiflooer’ bijvoorbeeld, is een oud woord voor de ‘sea campion’, een bloemetje dat je hier overal ziet en de hoofdrol speelt in het mutsje dat ik aan het breien ben… Van bloemen gesproken. Op Unst, het volgende eiland waar we aankomen, valt een heel bijzonder stukje natuur te ontdekken. ‘Keen of Hamar’, op loopafstand van waar we afgemeerd liggen, is een mini-woestijn. Het ziet er droog en dor uit, maar wie goed kijkt, ontdekt er piepkleine bloempjes die dapper bloeien tussen de okerkleurige rotsen…

Unst wordt ook wel het eiland ‘boven alle andere’ genoemd en dat mag je letterlijk nemen, want Unst is het noordelijkste eiland van Shetland. Alles wat erop staat is dat ook. Het noordelijkste postkantoor, de noordelijkste tearoom, het noordelijkste kerkje… En misschien ook het noordelijkste natuurreservaat van de Britse eilanden. Hermaness National Nature Reserve is prachtig, vooral op een zonnige dag. Je kijkt er uit op Muckle Flugga, de, -wat had je gedacht-, noordelijkste vuurtoren van Shetland. Ongenaakbaar staat hij in de branding en het wordt duidelijk hoe overmoedig mijn idee was om hier ‘even omheen te varen’… Het weer blijft instabiel, mooie dagen zijn een uitzondering en depressies met harde westenwind de regel…

Stormachtige avonden zijn dan weer goed om verder te breien en ik ben nu bij het moeilijkste stuk gekomen. Er moeten steken geminderd worden zodat de muts ook de vorm van een muts krijgt. Met de weinige brei-ervaring die ik heb, struikel ik over de instructies… Google en YouTube filmpjes helpen me verder…

Ook moeilijk is de verdere tochtplanning hier. Zo lang het stormt, blijven we liggen aan de kade en verkennen Unst fietsend.

De westkust van Shetland zeilend ontdekken zal er niet meer in zitten, maar een tochtje van net geen 15 mijl naar Cullivoe op Yell is nog te doen. Meteen liggen we ook daar weer enkele dagen verwaaid… We ontdekken de mooie stranden van Gloup en Breckon, verbroederen er met sympathieke vissers, krijgen heerlijke mosselen cadeau en verbazen ons over de dikke zeehonden in de haven, geduldig wachtend op visafval.

En hoera, in afwachting van beter weer, raakt mijn mutsje nog af ook! Enkel nog voorzichtig wassen in een koud sopje met wat babyshampoo en in vorm laten drogen op een plastic Tupperware kom. Kijk, mijn muts is klaar en de weerkaarten zien er ineens wat gunstiger uit…

Wind tegen stroom, wordt dat een wasmachine in de Bluemull Sound? Nee, rond Muckle Flugga varen gaan we dus niet doen. Maar voor de 190 mijl westnoordwest naar de Faeröer is er wel een redelijk weervenster. Daarvoor moeten we eerst nog door de Bluemull Sound waar het water zo hard stroomt dat er energie uit wordt gehaald. Zaak dus om die stroming mee naar buiten te hebben. Jammer dat de wind voor dat stukje tegen zal zitten, want wind tegen stroom, dat is géén leuke combo. Als dat maar goed komt…

Het Engels heeft een heerlijk woord voor zeeschuim. Spindrift…

Half mei 2023, Lerwick, Shetland

Er is een technieker gekomen, die heeft het uitgesleten onderdeel uit de ankerlier gehaald en het nieuwe in Schotland besteld. We blijven dus nog enkele dagen in de haven van Lerwick… Maar we maken van de nood een deugd en huren een auto. Zeilend reizen is fijn maar beperkt tot de kustlijn of zo ver landinwaarts als de voeten willen. Of benen, als we fietsen. Lerwick heeft een leuk bureau voor toerisme dat voor bijna elk van de 15 bewoonde eilanden een brochuurtje heeft. Een van de plaatsen waar ik zeker langs wil is het Textielmuseum. Klein maar fijn. Naast een vaste collectie breigoed en een geschiedenis van het breien, onlosmakelijk verbonden met Shetland, krijgen lokale textielkunstenaars er een platform. Er is mooi werk, geïnspireerd op het Shetlandse landschap, waar eerst fijne aquarels van zijn gemaakt en dan kunstig geweven kleden.

Aan de balie zit een vriendelijke jongen. Als ik interesse toon in een boekje met een kleurrijke muts op de kaft, getiteld Shetland Woolweek 2023, haalt de vrouwelijke jongen een muts boven. ‘This is mine’, glundert hij, en legt uit. Elk jaar wordt in september de Shetland Woolweek georganiseerd en in het jaar dat eraan voorafgaat wordt een ontwerp geselecteerd dat het uithangbord van het evenement zal zijn. Op het boekje prijkt het winnende mutsje. Breisters en breiers worden aangemoedigd hun versie van die muts te breien. Ik neem de door hem gebreide muts in mijn handen, wat is ze mooi, en als ik de binnenkant bekijk, ben ik helemaal onder de indruk. De zes kleuren die aan de voorkant een prachtig patroon vormen zijn achteraan keurig verweven tot horizontale draadjes. Stranded colorwork of Fair Isle, zo heet deze manier van breien.

Spindrift is de mooie naam van de fijne Shetlandse wol die Jamieson’s in Lerwick verkoopt. Spindrift, zeeschuim… 6 kleuren kies ik uit de 200 die ze in hun aanbod hebben. Breien in een rondje, zoals voor een muts, deden we ooit met vier naalden. Nu kan dat ook met twee naalden, met elkaar verbonden door een kabeltje. Alle begin is moeilijk en als ik de steken opzet, valt het tegen. Ik heb breinaalden met een iets te lang kabeltje en de eerste rijen breien stroef.

Stroef is ook het weer op onze eerste dag met de huurauto. Striemende regen en wind bij Sumburgh, de zuidkaap van Mainland. Het wordt duidelijk waarom de vaargids waarschuwt voor de passage ten zuiden van de Shetland eilanden, de zee kan er woest tekeergaan. Verbazingwekkend dat zich hier toch zoveel mensen vestigden, wat blijkt uit de ruines van Jarlshof die zo’n 100 jaar geleden na een zware storm aan het licht kwamen. Ruines van nederzettingen uit het stenen tijdperk, de Vikingtijd en de middeleeuwen.

En zoals het breien na een paar rijen soepeler gaat, zo versoepelt ook het weer in de loop van de dag. Bij het eiland St Ninian’s komt de zon zelfs tevoorschijn. Het eiland is met het vasteland verbonden door een ‘tombolo’. Dat is een landengte, ontstaan door afzettingen van zand door stromingen.

Fair Isle breipatronen zijn soms erg kleurrijk, maar als je goed kijkt zie je per rij telkens slechts twee kleuren. Voor mijn mutsje kies ik als achtergrondkleur gebroken wit. En verder dieprood, donkerblauw, twee soorten geel en een warm donkerbruin. Met kleurpotloden en ruitjespapier teken ik het motief. De donkerbruine kleur heet Moorit en geheel toevallig ontdek ik op een affiche dat Moorit een soort schaap is, met een donkerbruine vacht.

Geel en donkerbruin kleurt ook het landschap in het westen van Mainland waar we op dag twee heen rijden om er in Culswick een van de mooiste wandelingen van Shetland te gaan doen. Donkerbruin ook de turf die hier overal nog gestoken wordt, gratis brandstof waar nog steeds huizen mee worden verwarmd. Al is het vooral de oudere generatie die het nog doet, de jongeren vinden turf steken te zwaar werk, zo vertelt iemand ons.

Op dag drie, we treffen opnieuw harsh, ruig weer, rijden we naar Lunnasting, het noordoosten van Mainland. Daar staat Lunna Kirk, gebouwd in 1753 en het oudste kerkje in Schotland waar nog diensten zijn. Het interieur is oker en donkerrood en naast een vaas gele narcissen ligt een gedenksteen met een aandoenlijk haakwerkje in Noorse kleuren. Dat herinnert aan de Shetland Bus, een operatie in WO II, waarbij Shetlandse vissers hun leven riskeerden door allerlei goederen, wapens en zelfs spionnen naar het bezette Noorwegen over te varen… Een ijskoude wind ontneemt de zin om nog helemaal tot de Stanes of Stofast te stappen en we keren terug naar Lerwick… In afwachting van het onderdeel voor de ankerlier brei ik nog wat verder…

Een kombuisgeheim, een kapotte ankerlier en zin om te breien…

Symbister, Whalsay, Shetland

De afstand tussen de boot en de kade wordt kleiner, nog een beetje en ik kan de landvast om de grote bolder werpen. En dan hoor ik het. Geblaat. Geblaat van schapen. Na 188 mijl varen zijn we in Shetland! En wel in Symbister, op het eiland Whalsay. Na een verkwikkende nachtrust maken we kennis met Rudy en Harvey. Harvey is het hondje van Rudy en volgt hem als een schaduw. Rudy is afkomstig uit Zuid-Afrika, na allerlei omzwervingen in Schotland verliefd geworden op een Shetlandse meid en nu zowat opperhoofd van de kades van Symbister. “Nee”, wijst hij met een breed gebaar, “alles wat je hier ziet liggen is geen lukraak neergepote rommel, dat is opslagruimte van de vissers.” Ieder heeft zijn plekje en Rudy waakt erover. Hij rekent ons ook de 35£ aan waarvoor we een maand aan elke kade in Shetland mogen afmeren. En iedere boot die binnen- of buitenvaart komt op zijn handgeschreven lijst.

Wij zijn de eerste zeilboot die dit jaar Symbister aandoet. Rudy vindt dit geweldig, verwelkomt ons niet alleen uitgebreid maar beweert ons ook alles te kunnen bezorgen wat we maar nodig hebben. Ik pols voorzichtig naar vis, of scallops, coquilles, misschien? “Kan allemaal”, verzekert hij ons. Hij wijst naar een boot iets verderop, de ‘Radiance‘. Die vist op scallops. “En weet je”, vertelt hij met twinkelogen, “die man heeft een recept van scallops met black pudding. Delicious!” Coquilles en bloedworst, gek, maar als we boodschappen doen in één van de twee winkels van het eiland, koop ik alvast een black pudding. Twee dagen later hebben we de ‘Radiance‘ al zien uitvaren en weer afmeren, maar de scallops hebben we nog niet gezien. Aandringen durf ik niet.

We fietsen het eiland af tot aan de noordkant waar, geloof het of niet, een 18 holes golfterrein is. Maar het weer is zo lang slecht geweest en er is nog veel werk aan het terrein. Op dit ogenblik zijn er meer schapen dan golfers te zien op het noordelijkst gelegen golfcourt van de Britsh Isles.

Dat er geld is op Whalsay, zegt men, veel geld. Er wonen een paar eigenaars van ‘pelagic trawlers’. Geen idee wat pelagic betekent, en als Google Translate het vertaalt als pelagisch, dan ben ik nog niet veel wijzer. Maar de Charisma, het gigantische schip dat aan de kade ligt, laat vermoeden dat er heel veel vis mee kan worden gevangen.

Als we op de dag van ons vertrek nog even naar de winkel lopen, vertraagt plots een stoere donkere pick-up naast ons. Het raampje gaat naar beneden. “Ay, you are the people of the sailing yacht, right?” Het is de schipper van de ‘Radiance‘. Hij laat weten dat er naast zijn schip een zak met scallops op de kade staat. Voor ons. Hij moet snel weg, is druk druk druk, want er is iets stuk aan zijn boot. Tegen de tijd dat we bij de kade zijn, is hij er ook alweer. “Neem maar,” wuift hij. Ik til de zak op en schrik van het gewicht. De schipper demonstreert nog hoe we een schelp moeten openmaken en de prachtige vrucht eruit snijden. En hoe dat nu met die black pudding zit, vraag ik hem nog. Hij glimlacht en trekt verlegen één schouder op. “Nu jaaa, het zit zo…, ik heb dat ooit eens geprobeerd, en nu spreken ze er op het eiland nóg van. Maar het was echt lekker!” Bloost hij nu? Betalen mogen we niet en het mes waarmee hij de schelp opende krijgen we mee…

De hele tocht naar Catfirth, een ankerplek iets verderop, maak ik scallops schoon. Ik tel ze, 81 zijn het er. En als ik ze allemaal heb opengemaakt, weeg ik de vruchten. Ruim 1,2 kg…

Als ze kraakvers zijn hebben coquilles niet veel opsmuk nodig. Ik bak ze kort in de heerlijke zoute boter die ik nog van Noorwegen heb en geef ze met een draai van de molen een vleugje zwarte peper. Nog een krokant slaatje met komkommer en tomaat erbij en een kommetje rijst, en je hoort ons niet meer…

Van Catfirth dobberen we onder een blauwe hemel en een mooi lentezonnetje naar het zuiden, naar Lerwick. We varen buitenom het prachtige eiland Noss met zijn talloze vogelkolonies en besluiten er voor de lunch te ankeren bij Nesti Voe.

Dit keer combineer ik de coquilles met gebakken spekreepjes en serveer ze op een bedje van sla.

Maar als we in de late namiddag het anker willen lichten, wil de ankerlier niet mee. De ketting gaat niet omhoog maar ratelt ongegeneerd naar beneden. Las krijgt ze op tijd gestopt, knutstelt wat aan de lier, maar zonder veel resultaat. Uiteindelijk zeulen we het anker met de hand omhoog. Hier moeten we dringend naar laten kijken…

Dezelfde avond meren we af in Lerwick en eten voor de derde keer op rij scallops. En als eerbetoon aan onze charmante visser uit Symbister haal ik er de black pudding bij. Het wordt een smakelijk en stevig avondmaal met gebakken schijven bloedworst, coquilles, appels en uien, gekarameliseerd met Golden Syrup, en gebakken aardappelen…

Hier zijn we dan in de hoofdstad van de Shetland eilanden, Lerwick, dat leeft op het ritme van de cruiseschepen.

Wist je dat er op de website van de stad te lezen staat wanneer welke schepen afmeren? Dan overspoelen grote groepen toeristen het anders zo stille Lerwick. Dankzij die toeristen floreren de winkeltjes in de hoofdstraat die parallel met de kade loopt. Eén van die winkeltjes is de wolwinkel Jamieson’s. Bestaat al sinds 1893. Ze hebben er de allermooiste wol van Shetland schapen. In de etalage kijk ik gefascineerd naar de mooie fair isle breimotieven. Door de reparatie van de ankerlier zijn we hier de eerste dagen beslist nog niet weg… Wat als ik nu eens zou gaan breien…

Van drie straffe zeevrouwen en een zeezieke man…

Zeilend reizen is traag reizen. Prettig is dat, het geeft tijd voor alle moois onderweg. Landschappen, beelden, zelfs poëzie. Of verhalen, soms uit lang vervlogen tijden…

3 mei 2023. We vertrekken uit Florø, Noorwegen, en na een korte passage op het mooie eiland Svanøy zeilen we onder een lentezonnetje naar Bulandet.

Ver in het westen, waar de zee breed openspat, daar zal je eilanden zien, het zijn er nogal wat. En als je ze telt, is het duidelijk en klaar, het zijn er zoveel als de dagen in een jaar. (vrij vertaald)

Bulandet is een archipel van, jawel, 365 eilanden. Nu ja, eilanden… Er zijn 15 hoofdeilanden en dan nog een boel kleinere eilandjes, rotsblokken en kruimels, uitgestrekt over 6 mijl. We meren af op een van de meest westelijke eilanden dat, net zoals de archipel, Bulandet heet. Helemaal aan de andere kant, in het oosten, ligt Vaerlandet. Daar kijk je uit op Alden, ook wel ‘den norske hesten’ of ‘het Noorse paard’ genoemd. Daarachter ligt weer een eiland, Tvibyrge, en dáárachter nog een, Atløy. Pas dán ben je bij het vasteland.

We fietsen er door een bijzonder landschap met diepblauwe inhammen, dorre grassen en bultige rotsen, gepolijst door de wind.

Fietsen, dat kan je doen van Bulandet tot Værlandet want nu zijn de hoofdeilanden van de archipel onderling met bruggen verbonden. Dat was lang niet zo. En al zeker niet in 1885…

Het was februari en een ijzige zuiderstorm hield al dagenlang aan. Een schip, de ‘Gugner’, was zo’n 100 mijl ten noorden van Bulandet van haar anker gegaan en op drift geraakt. In een poging zeilend ergens te komen kapseisde ze, één man sloeg overboord en verdronk. Drie dagen joegen wind en stroom het schip naar het noorden en toen het bij Bulandet op de rotsen liep waren er van de elf mannen nog slechts zeven in leven… Berte Hellersøy, een jonge vrouw van 25, zag dat gebeuren en zonder aarzelen schoot ze in actie. Samen met Hansine Tistel, 21, én de schoolmeester, roeide ze door sneeuw en wind in een kleine boot naar de rotsen. Berte en Hansine kenden het gebied tussen de scheren, want zo heten de rotsen hier, als geen ander, en slaagden erin om vier man in veiligheid te brengen. Ook met een tweede boot ging Berte mee en konden de drie overgebleven mannen worden gered. Iedereen was het erover eens dat de redding te danken was aan die twee dappere dames en ze kregen een medaille.

En later zelfs een standbeeld. Op Hellersøy zie je ze uitkijken over zee, twee sobere vrouwenfiguren, stenen haren in de wind. De armen gekruist, een gebaar van geborgenheid…

7 mei 2023. We zetten koers naar de ‘overkant’, 188 mijl westzuidwest naar het eiland Whalsay, Shetland. Twee zeiltochten later komen we aan in Lerwick waar we een auto huren om plekken te ontdekken waar je met de boot niet zo makkelijk komt. Zoals Sumburgh, het zuidelijkste puntje van Shetland.

En daar kruist nog een zee-heldin ons pad…

Ooit woonde er in Grutness een oude vrijster die kon breien als de beste. Betty Mouat was haar naam. Als jong meisje was ze per abuis door een jager in het hoofd geschoten en van alle hagel in haar Shetlandse hoofdje had men maar één kogeltje kunnen verwijderen. Sedertdien sukkelde ze met haar gezondheid. Op een koude januaridag in 1886 wou ze in Lerwick een dokter zien en er ook wat van haar beroemde breigoed verkopen. Omdat ze niet goed te been was besloot ze mee te varen met een vissersschuit, de ‘Columbine’. Maar onderweg stak een felle storm op… De kapitein sloeg overboord, en toen zijn twee matrozen hem met een sloep wilden gaan redden, raakten ze, o wee, niet meer terug bij de ‘Columbine‘! Daar zat Betty, alleen en doodsbang, in een boot die zich steeds verder van de kust verwijderde. In haar mandje een liter melk en een pak beschuiten. Acht dagen later spoelde ze aan op de Noorse kust, op het eiland Lepsøya, niet ver van Ålesund, waar vissers haar uit haar penibele situatie verlosten. Betty’s redding had zich als een lopend vuurtje in Shetland verspreid en bij haar terugkeer stond er 1500 man te juichen op de kade! Ze werd een curiositeit, kreeg zelfs een brief én 20£ van Queen Victoria…

Tot zo ver de straffe zeevrouwen. En die zeezieke man? Wel, dat is mijn schipper. Die tijdens de 31 uur durende oversteek van Noorwegen naar Shetland voor het eerst van zijn leven echt zeeziek werd. Bij flinke zee had hij wat gefixt op het voordek, was na die inspanning binnen gaan liggen, te warm gekleed, maar kon er de slaap niet vatten. Niet veel later hing hij buiten boven een emmer, het gezicht lichtgrijs, zweetdruppels op het voorhoofd… Zowat de rest van de tocht bleef hij mottig, maar deed zijn wacht, klaagde niet, en stuurde zelfs af en toe. Zeeziek ja, maar ook wel een beetje een held…

Hoe ver was het nu eigenlijk?

Zoveel zeilers zoveel stijlen. De een houdt minutieus een papieren logboek bij, de ander bewaart elke gevaren track in de boordcomputer, er zijn er die veel varen, maar niets bijhouden. Aan het eind van het zeilseizoen zijn er schippers die het exact aantal gevaren mijlen van hun boot kennen, en ook die van het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor. Met een precisie die je ook aantreft bij mensen die de winnaars van het Songfestival of de Tour de France kennen sinds het begin der tijden. Mijn schipper heeft eerder de neiging om na elke zomer te zeggen, ‘We hebben vast en zeker minder gezeild dan vorig jaar’, niet gehinderd door enig ter zake doend cijfermateriaal. Is het nu van zoveel belang, en wat is een mijl? Of anders, de ene mijl is de andere niet. Geen enkele zeiltocht is gelijk. Je kan afzien op korte tochtjes, nijdige golfslag, stroom tegen, lastige wind, regen. Maar je kan evengoed soepel varen, stroom mee, gezapige koers, je verbazend over hoe snel het gaat.

Wij zijn absoluut geen wedstrijdzeilers, maar na een tocht ben ik toch steevast nieuwsgierig naar onze gemiddelde snelheid. Waarbij ik ontnuchterend vaak bij het zelfde getal uitkom…

Sinds drie jaar navigeren we ook op de Ipad met Navionics kaarten. Ik vind het fijn, de lay-out van de kaarten is helder, je kan routes aanmaken, getijden en stroming zijn handig op te volgen. En na een tocht kan je de gevaren track opslaan. Maar dit is weer zo accuraat als je zelf bent. Want als je een haven aanloopt, en in de beslommeringen van ligplaats opzoeken, manoeuvreren en afmeren, je track vergeet op te slaan en dit pas veel later, tijdens het nuttigen van je welverdiende biertje vaststelt, dan slaan die gegevens nergens meer op. (Nee, we vaarden geen 17h20′ over de 34 mijl van Southwold naar Harwich…)

Of als je per abuis je pagina ‘wegveegt’, houdt je track ook daar op. Het is ons zelfs een keer overkomen dat de dikke gele lijn die het gevaren traject aanduidt, plots 180° flipte en ver ten zuiden van Ghana, Afrika in de Golf van Guinea eindigde, vraag me niet waarom.

Het blijft dus nog altijd een hulpmiddel en we blijven onze papieren kaarten altijd trouw.

Dit jaar waren we voor het eerst zes weken weg en dankzij die tijd –wat een luxe- vaarden we verder dan we ooit deden met onze boot. Het was een mooie reis en met de herfst in het verschiet, kijk ik graag terug. Bij het ordenen en sorteren van het foto’s, heb ik ook neiging om onze tracks te ordenen en te sorteren. Ook al omdat iemand me onlangs vroeg hoe ver we gezeild waren en ik eigenlijk niet kon antwoorden. En ook omdat mijn schipper en ik op een keer een discussie hadden over hoeveel nachten we op zee waren voor onze barre tocht van Scarborough naar Peterhead. Las was overtuigd van twee, ik hield het bij drie. Vreemd hoe herinneringen soms een eigen leven gaan leiden en hoe zeiltochten en zeilervaringen individueel zo kunnen verschillen.

Daarom blijf ik het bijhouden van een papieren logboek graag doen, en schrijf er meer in dan alleen maar onze positie of wind, barometer en getij. Als we dolfijnen zien, of een regenboog, als we radiocontact hebben met een ander schip. Soms maak ik zelfs aantekeningen van wat ik kook.

En nu heb ik toch maar eens al onze tochten en tochtjes in kaart gebracht, van Nieuwpoort tot het noorden van Shetland en terug. 1.650 mijl hebben we gevaren. In 22 tochten en tochtjes. De kortste tocht was 3 mijl, de langste 357 mijl. We vaarden twee keer een nacht door, twee keer twee nachten en een keer drie nachten. De snelste tocht was die van Fair Isle naar Lerwick. En we legden flink wat mijlen meer af door het water dan op de kaart. En ons gemiddelde snelheid, die kwam maar iets boven de 5 knopen uit. Ik had het kunnen weten…

Arbroath? Nee, volgens mij kunnen we daar niet binnen…

8 – 11 juli 2016

Al ruim 200 mijl geleden namen we afscheid van de Shetlands. Het eerste idee was om van Symbister op Whalsay naar Peterhead te varen, de haven die we ook op de heenreis aandeden. Maar de wind is ons goed gezind en we kunnen zuidelijker gaan varen. Erg veel havens zijn er niet op het stukje Schotse noordoostkust. We overlopen de mogelijkheden.

“Kijk naar dat plannetje, zo uitnodigend ziet dat er niet uit, laten we gewoon doorvaren tot Eyemouth. Ik ben moe, ik ga even bijslapen.” Als we dag en nacht varen hebben we een ongeveer-systeem. ‘s Nachts drie uur op –wacht houden dus- en drie uur af –slapen dus. Maar die zes uur slaap zijn te weinig om de rest van de dag door te komen én uitgerust te blijven. Volgens behoefte doen we dan elk nog eens een dutje tussendoor, dat noemen we bijslapen. Terwijl mijn schipper slaapt, bekijk ik het kaartje nog eens. En nu we iets dichter bij land zijn, kan ik met een vleugje internet, Arbroath googlen. Dat ziet er toch een heuse marina uit. Het magazine SailScotland –nog gekregen in Kirkwall, Orkney- geeft de doorslag. Arbroath staat er in vermeld als een volwaardige marina. Als mijn schipper wakker wordt, krijg ik hem zo ver om het te proberen.

Het was een mooie tocht, deze twee dagen en nachten op zee. In de eerste 24 uur legden we 141 mijl af, niet mis. En na de eerste nacht –voor het eerst op deze reis- bezoek van dolfijnen! Plots waren ze daar bij het krieken van de dag, we lieten ons ontbijt onaangeroerd. Zeker tien flinke acrobaten amuseerden zich wel een uur rond de boeg van de boot.

Arbroath pakt mij meteen in.

Een kleine marina waar je van half tij vloed tot half tij eb binnen kan en die dan afgesloten wordt tot het volgende hoogwater. Er blijft 2,5m water staan, terwijl havengeul en buitenhaven ondiep worden. Rondom de marina staan kleurige huisjes, er is een vismijn, een oud RNLI station –het enige in Schotland waar de boot nog van een trailerhelling het water in gaat-, wat restaurants en een merkwaardige toren.

De Signal Tower diende om contact te houden met de vuurtorenwachters van de Bell Rock Lichthouse, 11 mijl in zee. Elke morgen ging op de vuurtoren een koperen bal omhoog als teken dat alles in orde was. Bij wijze van antwoord ging ook in de Signal Tower een koperen bal omhoog. Gaf de vuurtoren geen signaal, dan was er iets loos en werd een boot naar de Bell Rock Lighthouse gestuurd. 11 mijl is wel ver denk ik dan. En hoe ging dat dan met mist en regen? Ze moeten wel heel goeie verrekijkers gehad hebben… Intussen is de vuurtoren al lang geautomatiseerd en is de toren een museum geworden.

Arbroath ligt in het graafschap Angus en is beroemd omwille van zijn smokies of gerookte schelvis. Rondom de haven zie je en ruik je overal de aromatische rook van de smoke houses. Het is niet zomaar gerookte vis, de Arbroath Smokies hebben in 2004  een nominatie gekregen als regionale specialiteit. Je hebt Arbroath niet geproefd als je geen smokie hebt gegeten. Behalve schelvis roken ze ook zalm, forel, mosselen. Je krijgt je zacht gerookte vissen mee in krantenpapier.

En dan zijn er nog de Seaton Cliffs. Indrukwekkende roodkleurige kliffen die verticaal uit zee oprijzen. Arbroath klinkt zo Schots –zeker als je de r laat rollen zoals ze hier doen- en het weer is ook Schots. Inktzwarte wolken, dreigende luchten, een flinke regenbui nu en dan. Maar het voelt wel al een stuk warmer aan dan 300 mijl noordelijker.

‘s Avonds eten we lekker in het Old Boatyard Restaurant en plannen onze tocht naar Eyemouth, onze laatste haven in Schotland…