Hoe ver was het nu eigenlijk?

Zoveel zeilers zoveel stijlen. De een houdt minutieus een papieren logboek bij, de ander bewaart elke gevaren track in de boordcomputer, er zijn er die veel varen, maar niets bijhouden. Aan het eind van het zeilseizoen zijn er schippers die het exact aantal gevaren mijlen van hun boot kennen, en ook die van het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor. Met een precisie die je ook aantreft bij mensen die de winnaars van het Songfestival of de Tour de France kennen sinds het begin der tijden. Mijn schipper heeft eerder de neiging om na elke zomer te zeggen, ‘We hebben vast en zeker minder gezeild dan vorig jaar’, niet gehinderd door enig ter zake doend cijfermateriaal. Is het nu van zoveel belang, en wat is een mijl? Of anders, de ene mijl is de andere niet. Geen enkele zeiltocht is gelijk. Je kan afzien op korte tochtjes, nijdige golfslag, stroom tegen, lastige wind, regen. Maar je kan evengoed soepel varen, stroom mee, gezapige koers, je verbazend over hoe snel het gaat.

Wij zijn absoluut geen wedstrijdzeilers, maar na een tocht ben ik toch steevast nieuwsgierig naar onze gemiddelde snelheid. Waarbij ik ontnuchterend vaak bij het zelfde getal uitkom…

Sinds drie jaar navigeren we ook op de Ipad met Navionics kaarten. Ik vind het fijn, de lay-out van de kaarten is helder, je kan routes aanmaken, getijden en stroming zijn handig op te volgen. En na een tocht kan je de gevaren track opslaan. Maar dit is weer zo accuraat als je zelf bent. Want als je een haven aanloopt, en in de beslommeringen van ligplaats opzoeken, manoeuvreren en afmeren, je track vergeet op te slaan en dit pas veel later, tijdens het nuttigen van je welverdiende biertje vaststelt, dan slaan die gegevens nergens meer op. (Nee, we vaarden geen 17h20′ over de 34 mijl van Southwold naar Harwich…)

Of als je per abuis je pagina ‘wegveegt’, houdt je track ook daar op. Het is ons zelfs een keer overkomen dat de dikke gele lijn die het gevaren traject aanduidt, plots 180° flipte en ver ten zuiden van Ghana, Afrika in de Golf van Guinea eindigde, vraag me niet waarom.

Het blijft dus nog altijd een hulpmiddel en we blijven onze papieren kaarten altijd trouw.

Dit jaar waren we voor het eerst zes weken weg en dankzij die tijd –wat een luxe- vaarden we verder dan we ooit deden met onze boot. Het was een mooie reis en met de herfst in het verschiet, kijk ik graag terug. Bij het ordenen en sorteren van het foto’s, heb ik ook neiging om onze tracks te ordenen en te sorteren. Ook al omdat iemand me onlangs vroeg hoe ver we gezeild waren en ik eigenlijk niet kon antwoorden. En ook omdat mijn schipper en ik op een keer een discussie hadden over hoeveel nachten we op zee waren voor onze barre tocht van Scarborough naar Peterhead. Las was overtuigd van twee, ik hield het bij drie. Vreemd hoe herinneringen soms een eigen leven gaan leiden en hoe zeiltochten en zeilervaringen individueel zo kunnen verschillen.

Daarom blijf ik het bijhouden van een papieren logboek graag doen, en schrijf er meer in dan alleen maar onze positie of wind, barometer en getij. Als we dolfijnen zien, of een regenboog, als we radiocontact hebben met een ander schip. Soms maak ik zelfs aantekeningen van wat ik kook.

En nu heb ik toch maar eens al onze tochten en tochtjes in kaart gebracht, van Nieuwpoort tot het noorden van Shetland en terug. 1.650 mijl hebben we gevaren. In 22 tochten en tochtjes. De kortste tocht was 3 mijl, de langste 357 mijl. We vaarden twee keer een nacht door, twee keer twee nachten en een keer drie nachten. De snelste tocht was die van Fair Isle naar Lerwick. En we legden flink wat mijlen meer af door het water dan op de kaart. En ons gemiddelde snelheid, die kwam maar iets boven de 5 knopen uit. Ik had het kunnen weten…

Arbroath? Nee, volgens mij kunnen we daar niet binnen…

8 – 11 juli 2016

Al ruim 200 mijl geleden namen we afscheid van de Shetlands. Het eerste idee was om van Symbister op Whalsay naar Peterhead te varen, de haven die we ook op de heenreis aandeden. Maar de wind is ons goed gezind en we kunnen zuidelijker gaan varen. Erg veel havens zijn er niet op het stukje Schotse noordoostkust. We overlopen de mogelijkheden.

“Kijk naar dat plannetje, zo uitnodigend ziet dat er niet uit, laten we gewoon doorvaren tot Eyemouth. Ik ben moe, ik ga even bijslapen.” Als we dag en nacht varen hebben we een ongeveer-systeem. ‘s Nachts drie uur op –wacht houden dus- en drie uur af –slapen dus. Maar die zes uur slaap zijn te weinig om de rest van de dag door te komen én uitgerust te blijven. Volgens behoefte doen we dan elk nog eens een dutje tussendoor, dat noemen we bijslapen. Terwijl mijn schipper slaapt, bekijk ik het kaartje nog eens. En nu we iets dichter bij land zijn, kan ik met een vleugje internet, Arbroath googlen. Dat ziet er toch een heuse marina uit. Het magazine SailScotland –nog gekregen in Kirkwall, Orkney- geeft de doorslag. Arbroath staat er in vermeld als een volwaardige marina. Als mijn schipper wakker wordt, krijg ik hem zo ver om het te proberen.

Het was een mooie tocht, deze twee dagen en nachten op zee. In de eerste 24 uur legden we 141 mijl af, niet mis. En na de eerste nacht –voor het eerst op deze reis- bezoek van dolfijnen! Plots waren ze daar bij het krieken van de dag, we lieten ons ontbijt onaangeroerd. Zeker tien flinke acrobaten amuseerden zich wel een uur rond de boeg van de boot.

Arbroath pakt mij meteen in.

Een kleine marina waar je van half tij vloed tot half tij eb binnen kan en die dan afgesloten wordt tot het volgende hoogwater. Er blijft 2,5m water staan, terwijl havengeul en buitenhaven ondiep worden. Rondom de marina staan kleurige huisjes, er is een vismijn, een oud RNLI station –het enige in Schotland waar de boot nog van een trailerhelling het water in gaat-, wat restaurants en een merkwaardige toren.

De Signal Tower diende om contact te houden met de vuurtorenwachters van de Bell Rock Lichthouse, 11 mijl in zee. Elke morgen ging op de vuurtoren een koperen bal omhoog als teken dat alles in orde was. Bij wijze van antwoord ging ook in de Signal Tower een koperen bal omhoog. Gaf de vuurtoren geen signaal, dan was er iets loos en werd een boot naar de Bell Rock Lighthouse gestuurd. 11 mijl is wel ver denk ik dan. En hoe ging dat dan met mist en regen? Ze moeten wel heel goeie verrekijkers gehad hebben… Intussen is de vuurtoren al lang geautomatiseerd en is de toren een museum geworden.

Arbroath ligt in het graafschap Angus en is beroemd omwille van zijn smokies of gerookte schelvis. Rondom de haven zie je en ruik je overal de aromatische rook van de smoke houses. Het is niet zomaar gerookte vis, de Arbroath Smokies hebben in 2004  een nominatie gekregen als regionale specialiteit. Je hebt Arbroath niet geproefd als je geen smokie hebt gegeten. Behalve schelvis roken ze ook zalm, forel, mosselen. Je krijgt je zacht gerookte vissen mee in krantenpapier.

En dan zijn er nog de Seaton Cliffs. Indrukwekkende roodkleurige kliffen die verticaal uit zee oprijzen. Arbroath klinkt zo Schots –zeker als je de r laat rollen zoals ze hier doen- en het weer is ook Schots. Inktzwarte wolken, dreigende luchten, een flinke regenbui nu en dan. Maar het voelt wel al een stuk warmer aan dan 300 mijl noordelijker.

‘s Avonds eten we lekker in het Old Boatyard Restaurant en plannen onze tocht naar Eyemouth, onze laatste haven in Schotland…

Scallops or no scallops, that’s the question

6 – 7 juli 2016

In Out Skerries lagen we afgemeerd voor een vissersboot, de Treasure. Voor dag en dauw vertrok ze en meerde pas ‘s avonds weer aan. Aan dek lagen dikke witte zakken opgestapeld. Scallops. Sint-jakobsschelpen. Of in het gewoon Vlaams, coquilles, kokiejz. We proberen een gesprekje aan te knopen met de schipper. Maar zijn Engels is zo Shetlands dat we het nauwelijks begrijpen. En als wij vragen of er schelpen te koop zijn, lijkt hij ons weer niet te verstaan. Of wil hij ons niet verstaan. Aandringen lijkt ons niet gepast.

Inmiddels zijn we –na een schitterend zeiltochtje- aangekomen op het eiland Yell, in Mid Yell Voe. Een Voe is een inham. We liggen een beetje ongewoon, op de kop van de kade. Links en rechts lagen al vissersboten en dichter naar de kant durven we niet wegens misschien ondiep.

Oorverdovende stilte, een uitgepuurd landschap.

Tot een tuffende motor nadert. Een bootje komt afmeren. Nieuwsgierig gaan we kijken. Scallops! Zak na zak wordt van het schip geladen. We proberen een gesprekje aan te knopen met de schipper. En dat gaat goed. Een dozijn schelpen, geen probleem. Glimmend van trots overhandigt de schipper ons de plastiek zak. Hij kijkt me schuin aan. Of ik wel weet hoe ik ze open moet maken? Hij demonstreert het vakkundig. 4.000 schelpen brengen ze hier dagelijks binnen. Vierduizend. Om ze te gaan vissen, moet je een licentie hebben, en die licenties zijn beperkt. Ook mag je niet verder van 6 mijl uit de kust vissen en mag je boot niet meer dan vier schraapnetten -ook schelpendreg genoemd- aan weerszijden hebben. Sint-jakobsschelpen ophalen beschadigt hoe dan ook de bodem, dit intensief doen zou vernietigend zijn. Hier in Shetland zijn de regels streng.

Niet voor niets is het motto van Shetland -gebaseerd op een document uit 1241- ‘Með lögum skal land byggja’, ‘met wetten zal dit land gebouwd worden‘.

Het leven is hier goed, zegt hij en wijst naar enkele spelende kinderen op het kleine strandje. Ze groeien hier op in vrijheid en zonder zorgen. Niemand sluit hier zijn auto of zijn huis. Coquilles, mosselen, zalm, alles is hier van topkwaliteit, het water is hier zo zuiver als wat. Zijn vrouw werkt in het zalmverwerkend bedrijf iets verderop. 15.000 zalmen van 4 à 5 kg worden hier dagelijks aan land gebracht. Vijftienduizend. Die worden de hele wereld rond gestuurd. Je zalm uit de supermarkt? Veel kans dat die hier vandaan komt. Vissen doen ze het hele jaar rond, in bijna alle weer. En ja, hoor, ze gaan ook wel eens met vakantie. In de winter. Naar de zon, naar Tenerife. Eén week…

We mogen niet betalen voor onze schelpen, maar een biertje van bij ons slaan ze niet af.

St-Jakobsschelpen, boter, witte wijn, room, ui en look.

De schelpen openmaken zoals de visser toonde. Wassen (er kan nogal wat zand in de schelp zitten), droogdeppen. Kort bakken in boter. Uit de pan halen, warm houden. In dezelfde pan fijngesneden uitje en look in wat verse boter aanstoven, op een matig vuurtje, zonder te laten kleuren. Blussen met een glaasje witte wijn, room erbij en even laten inkoken. Peper, zout en klaar. Ik gaf er gekookte aardappeltjes en een slaatje bij.

Unst, noord, noorder, noordst

5 – 6 juli 2016

Welkom op het eiland Unst.

Mijn naam is Ian Mackay, de havenmeester van Baltasound. Sorry, ik miste jullie maar ik kom later langs en kijk er al naar uit jullie te ontmoeten…

Dan volgt een gedetailleerde opsomming -in volzinnen- van alle faciliteiten, winkels, pubs in de onmiddellijke omgeving. Het moeten wel volzinnen zijn om er een A4-tje vol mee te krijgen. Er zit een handgetekend plannetje bij. Not to scale, wordt er fijntjes bij vermeld.

De brief eindigt met:

Ik ben er van overtuigd dat jullie iedereen die op Unst woont behulpzaam en vriendelijk gaan vinden, en zo blij jullie te mogen ontmoeten.

We zijn pas aangekomen in Baltasound op het eiland Unst, hebben ons afgemeerd aan de buitenkant van de pier en zijn net vertrokken voor een wandeling als we de havenmeester in zijn jeep kruisen. Hij wil ons absoluut niet van onze wandeling weerhouden, geeft ons eenvoudigweg die schattige brief en drukt ons op het hart ons absoluut niet te willen storen. Hij komt gewoon later wel eens langs. Met zijn uniform, zwarte kepi en kirrend lachje, zou hij zo uit een Britse serie kunnen komen.

“Bonjour!”

We zijn aan het eten als we iemand horen roepen op de kade. Daar staat een niet meer zo jonge, maar kranige dame, vurige haren wapperend in de wind. Ze spreekt ons in vloeiend Frans aan en stelt zich voor als Elisabeth. Ze is duidelijk in haar nopjes om nog eens Frans te spreken. Dat heeft ze in Parijs geleerd, waar ze enkele jaren als verpleegster werkte. Haar man is overleden, ze heeft geen kinderen en komt altijd een praatje slaan met bezoekende boten. Om vrienden te maken.

Een dag later hebben we al mail van haar. Ze ondertekent met ‘Votre amie à Unst, Lis’.

Unst, the island above all others, -en dat mag je letterlijk nemen- heeft heel wat te bieden. Maar voor ons, zeilers, is het een beetje kijken wat er op loopafstand te ontdekken valt. We bevinden ons op 60° 45’ noorderbreedte en noordelijker zullen we niet gaan. Het plan om helemaal rond het eiland te varen, -en zo Muckle Flugga, de noordelijkste punt van Groot-Brittanië, te ronden- hebben we laten varen. De wind gaat tegen zitten en met de stroming rond die kaap zit het ook niet goed. We troosten ons met een bezoekje aan het meest noordelijke postkantoor van Groot-Brittanië.

_MG_3902

Als je daar een kaartje verstuurt, wordt het met een speciale stempel afgestempeld.

Gevoel voor humor hebben ze wel op Unst. De toeristische dienst is ondergebracht in een bushokje, opgesmukt met allerlei prullaria, voorzien van foldertjes en een gastenboek. Puffin Jane houdt de wacht.

Keen of Hamar is een heel bijzonder natuurreservaat, beschermd door de Scottish Natural Heritage. Het is een kleine dorre woestijn midden in het grasgroene landschap. Maar tussen de geelbruine stenen groeien kleine fijne plantjes en bloemen waaronder een soort die nergens anders ter wereld voorkomt. Als je aandachtig kijkt, zie je haast abstracte mini-schilderijtjes in tere kleuren.

Een flinke wandeling door een ruig en ongerept landschap brengt ons nog tot bij een longhouse, een originele Viking woning. Een replica van een Vikingschip maakt het plaatje compleet. Als we zelf aan roer en riemen gaan zitten proberen we ons voor te stellen hoe dat beruchte volk hiermee van Noorwegen naar de Shetlands en nog veel verder vaarde.

En nu gaat onze tocht voor het eerst terug zuidwaarts… Naar Yell!

 

 

 

 

 

 

Out Skerries, toprestaurant aan de kade

Zondag 3 juli 2016

Het regent als we de nauwe geul van de zuidelijke aanlooproute nemen. Volgens de vaargids enkel bij rustig weer en goede zichtbaarheid te doen wegens anders te gevaarlijk.

De dag was zo zomers begonnen. Maar dat is Shetland, het ene moment zon, dan weer regen. We meren af aan een kaaimuur, behangen met rubberbanden waar zeewier en helgroen mos welig in tieren. Met een stootlijst aan je boot niet meteen een probleem. We leggen twee lange lijnen kruiselings van bolder voor naar klamp achter en omgekeerd. Dat geeft voldoende speling voor het getij, al moet gezegd, veel is dat hier niet. Ik loop de kade af, de aanlegplaats van de ferry voorbij en tot mijn verbazing ligt daar Rolwolk afgemeerd.

De boot van Henk, die we twee weken geleden in Peterhead ontmoetten. “Hee, Rolwolk!” “Jaaa?” Wat een grappig weerzien. We nodigen Henk uit voor het avondeten. Maar eerst de regenachtige middag doorkomen. Ik bak een cake, Las doet een dutje, de tijd vliegt. ‘s Avonds kook ik, we hebben warempel visite!

Maandag 4 juli 2016 een gewone dag

Muisstil is de nacht in Out Skerries.

Na het ontbijt maken we een wandeling. Het eiland geeft een verlaten indruk. Een vissersbootje meert af, we polsen of er wat gevangen is, maar helaas. We raken met de schipper aan de praat, hij is hier geboren en getogen, wijst ons het huis aan waar hij ter wereld kwam.

En verzucht dat zijn eiland er zo op achteruit is gegaan. “Kijk hoe lang het gras is.”, klaagt hij. “Er zijn niet genoeg schapen meer om het kort te houden.” En dan de zalmkwekerij, jarenlang een bloeiend bedrijf, nu sedert een jaar opgedoekt. Wanbeheer, succes dat naar het hoofd steeg, wie zal het zeggen, maar aan de kwaliteit van de zalm lag het niet. Die werd naar overal ter wereld verscheept. Nu staat de installatie weg te roesten en liggen bakken, boeien, lijnen troosteloos nutteloos opgestapeld op de kaai.

Er is wel eens wifi geweest, maar ook dat is er niet meer. Er is een winkeltje. Nu ja, winkeltje. Een oude schuur waar een stoffig minimum aan levensmiddelen op gammele rekken staat. Wat verpieterde groenten. Een porseleinen bord met een nagelborsteltje. Verf. Aluminiumfolie.

De bibliotheek, dat is een plastieken doos in het damestoilet op de kade. Leeg. Betalen voor de douche doe je door centen naar keuze te stoppen in een geroest blik met donations er op…

Een landingsbaan hadden ze ook. Ooit.

Maandag 4 juli 2016 een bijzondere avond

Henk van Rolwolk wil koken voor ons vandaag. Daarvoor gaat hij vissen. Maar hij blijkt meer zeiler dan visser te zijn. Gelukkig ontmoet hij een visser die visser is en komt met drie flinke makrelen terug. Intussen is het zo’n mooi weer geworden dat we onze onvolprezen barbecue, de Cobb, bovenhalen. Tussen de rommel op de kade vinden we drie gedumpte stoelen en van een omgekeerde zalmbak en een houten pallet maken we een tafel waar menig designer van zou opkijken. Henk brengt –behalve de drie makrelen- warme groentjes (spitskool, ui, wortel, gerookte look), een slaatje (tomaat, appel, augurk) en wijn mee. Wij een restje linguine met basilicum, aardappelen met olijfolie en zeezout en muziek. De zilveren makrelen gaan op de barbecue, de wijn vloeit rijkelijk.

Als dessert gaan er bananen op het vuur, met een hartverwarmend glas Highland Park erbij.

De baai gloeit onder het warmkoperen strijklicht, de rommel op de kade lijkt steeds minder op rommel. Geen toprestaurant krijgt dit voor mekaar.

In Shetland is de zee overal

29 juni – 2 juli 2016

Meestal is het geluid van zee en wind voldoende. Soms luisteren we graag naar een mooi stukje muziek. Zoals naar deze Schotse muziek uit de 18de eeuw. (de hele cd is een aanrader!) Neem er een glaasje single malt bij en leun achterover…

Betty en Andrewina Thomson kijken me aan uit een mistig verleden. In 1891 werden de twee zussen weduwe. Hun mannen vergingen met de sixareen ‘Lizzie’. Een sixareen is een open roeiboot met zes roeispanen, six oars, en een zeiltje. Daar werd ver op zee mee gevist, dagen aan een stuk. Ze keerden pas terug als de boot zwaar geladen was met vis. Niet dat het stormde die dag, nee, het was zelfs kalm weer. Vermoedelijk had de ‘Lizzie’ die dag een ongelukkige ontmoeting met een walvis…

Tangwick Haa museum in Eshaness. In dit voormalig huis van een laird, een welgestelde landeigenaar, is nu een popperig museum gevestigd dat de sfeer van het Shetland van lang geleden oproept. Meubeltjes uitsluitend gemaakt van drijfhout, wegens geen bomen op de eilanden. Fijn geweven kant en kleurig gebreide truien. En overal de sporen van de zee. Tot de tekenwedstrijd van het plaatselijke schooltje toe. “For tea or coffee, just help yourself. You pay what you want. Oh, and there are biscuits in the box.

The wilds of the North wordt Northmavine genoemd, een deel van Mainland, het grootste eiland van de Shetlands. We hebben een auto gehuurd om een stukje binnenland te verkennen. Voor zo ver je hier binnenland hebt, de zee is overal.

Bij de kliffen van Eshaness kan je zien met welk geweld de Atlantische Oceaan zich beukend ingesneden heeft in het land. Indrukwekkend gaapt de diepte van de kloven, nee, hier komen we liever niet met onze boot.

We verkennen ook nog de Westside –The Sunny Side of Shetland, maken ze een grapje?- en Central Mainland, The Heart of Shetland.

Groen, blauw en ruig is het landschap en het ziet er uit zoals ik mij Shetland voorstelde, met zwarte rotsen en lochs, en zware grijze wolken.

Met schapen en Shetland pony’s. (Las moet lachen omdat ik poownies zeg. Ik zeg het nog eens.) En een kasteel hier en daar.

Lerwick is een fijne plek. Toch als de 3.000 passagiers van het cruiseschip met hun tenders weer naar hun cruiseschip gebracht zijn. London – Ijsland – Lerwick – London. Dan vallen de straten weer in hun rustige plooi, klinken viool en accordeon en schommelen de jachtjes zij aan zij aan de kade.

En vergeet het Shetland Museum & Archives niet. Een sfeervol maritiem museum dat je meeneemt in de geschiedenis van deze wonderlijke eilandengroep. De zee is overal.

‘s Avonds is het aangenaam wegdromen op het terras van de Lerwick Boating Club. De zon is onder, middernacht al voorbij, maar donker wordt het niet boven 60° noorderbreedte.

Vliegen naar Lerwick

29 juni 2016

Van de Orcadians wordt gezegd dat het boeren zijn met een boot en van de Shetlanders dat het vissers zijn met een boerderij… De Orkney’s liggen al mijlen achter ons, nu vertrekken we noordwaarts naar de Shetlands.

20 mijl liggen er tussen Fair Isle en Sumburgh, het zuidelijkste puntje van de Shetland eilanden. Dit stuk water heet The Hole en de zee kan hier bij zwaar weer lelijk te keer gaan. De Shetland eilanden –wow, zijn we al bijna zo ver?- bestaan uit zo’n 100 eilanden, holms en rotsen. Een holm, daar hebben ze hier een eigen definitie voor. Het is een eilandje, waar zo veel gras op staat dat je er één schaap kan vet mesten, twee schapen te eten geven maar waar drie schapen verhongeren. Een klein eilandje dus.

Die eilanden zijn rotsachtig en niet zo plat als die van Orkney, maar er staan ook –net zoals in Orkney- nauwelijks bomen op. Je moet niet vragen hoe hard het hier een groot deel van het jaar waait.

Onze bijbel aan boord, de Reeds Nautical Almanac is formeel. Pleziervaart heeft hier van oktober tot maart niets te zoeken wegens te ruige weersomstandigheden. En onze vaargids voor de Shetland eilanden geeft ook nog mee dat jachten die hier komen varen op zichzelf aangewezen zijn en dat eisen aan uitrusting en bemanning hoger liggen dan in gemiddeld zeilgebied. We zijn gewaarschuwd.

Maar vandaag is de zee meegaand. Er staat een stevige wind maar die zit mee en we lopen soepel. Jammer dat het regent, maar je kan niet alles hebben. Als wind en stroming een tandje bijsteken vliegen we naar de overkant. Van de zuidpunt tot Lerwick is nog zo’n 22 mijl en met een gemiddelde van 6,6 knopen sjezen we daar naar toe.

Tot onze verrassing worden we bij het afmeren geholpen door iemand die we eerder al ontmoetten… Het moet een week of twee geleden zijn -we verliezen een beetje het gevoel van tijd- toen we in Scarborough waren. Aan het ponton daar waren we gecharmeerd geraakt door een klein fijn rood jachtje. Het was een koket, elegant scheepje, de schipper een jonge niet onknappe dromerige man… En nu, hier, in Lerwick, komt die in de stromende regen onze lijnen aannemen. Is dat kleine bootje hier helemaal naar toe gezeild? We zijn zo geïntrigeerd dat we de jongeman voor een glas wijn en een babbel uitnodigen aan boord. Zoals alle solozeilers slaat die ons aanbod niet af. Ja, hij vaart solo met dat mini bootje. Een helrode Corribee 21, 6,30m. Waar hij heen gaat? Naar het westen, glimlacht hij. Meer duidelijkheid is er niet. Een plan, ja, maar a loose plan… Met Betsy, zijn bootje. Je kan volgen waar ze zijn, hij en zijn Betsy