Uit beleefdheid

Toen de vlag, dertig bij veertig centimeter, rood, geel en blauw, maanden later terugkeerde aan boord van onze Pat Panick, had ik een ‘de cirkel is rond’-gevoel. Het stemde me vrolijk. Voldaan ook. Omdat ik er van bij het begin nooit aan getwijfeld had dat het zo zou gaan…

En nu, hier in Mijdrecht, Nederland, aan een stel bijeen geschoven tafels in de kantine van een bedrijvencentrum, bedekt met tientallen kleurrijke vlaggen, komt de herinnering aan die ene vlag weer aangewaaid. En vraagt het verhaal om verteld te worden. Net als de talloze verhalen in deze kantine. Straks meer daarover.

2016, Kirkwall, Orkney.  Bij aankomst op deze eilandengroep ten noorden van Schotland vond ik het wel gepast om er de plaatselijke beleefdheidsvlag in het stuurboordwant te voeren. En niet die van Schotland… Las vond het overdreven, ’20£ voor een lapje stof, en we zullen hier amper een dag of tien rondvaren! Maar die Orcadians, dat is een volk apart. Die voelen zich niet helemaal Schots, en er stroomt wellicht evenveel Noors als Brits bloed door hun Orcadiaanse aderen. Omdat ze vonden dat een eigen vlag dat gevoel wel eens mocht uitdragen schreven ze in 2007 een wedstrijd uit. Het was namelijk zo dat hun vorige vlag, een rood kruis op een geel veld, te veel op die van het district Ulster in Noord-Ierland leek, zodat ze door het eerbiedwaardige instituut voor heraldiek in Schotland, Court of the Lord Lyon King of Arms, nooit erkend was geraakt… Een postbode uit Birsay won de competitie en de Orcadian Flag was een feit.

Het rood en het geel in de vlag verwijst naar de wapenschilden van Noorwegen en Schotland, het kruis is een Noors kruis en het blauw in de vlag verwijst naar Schotland, de zee en hun maritiem erfgoed…

Een dag of tien wappert de fleurige vlag beleefd onder de eerste zaling aan stuurboord, zoals een beleefdheidsvlag aan boord van een schip hoort te doen. Daarna berg ik ze op onder de zitting aan de kaartentafel. Niet voor lang, maar dat weten we nog niet.

 Zo’n 100 mijl verder… Groot is onze verrassing als we op Out-Skerries, één van de Shetland eilanden, solo-zeiler Henk en zijn jachtje s/y Rolwolk terugzien. We ontmoetten hem weken eerder in Peterhead, Schotland. Henk zou van daar zo ver mogelijk noordoostwaarts varen, tot aan de Shetlands, om dan rustig terug te hoppen naar de Orkney’s. Wij planden het andersom. ‘Als jij nog naar de Orkney’s gaat, dan neem je toch gewoon onze vlag mee,’ lach ik. En na een zachte schop van mijn schipper tegen mijn scheenbeen: ‘Op voorwaarde dat je die terug bezorgt in Nieuwpoort, natuurlijk..’ Later aan boord volgt nog wat schamper gemopper. Over hoe naïef ik wel ben en zo.

De zomer is al ver op haar eind als we een mailtje krijgen van Henk. Nieuwpoort heeft hij niet kunnen aanlopen op zijn terugtocht. Wel gaf hij onze vlag mee met een zeilend stel uit Nieuwpoort… De naam van de boot is hij helaas kwijt. Het was een naam uit de Griekse Oudheid, een liefje van Zeus, zoiets… Mijn schipper trekt zijn ‘zie je wel’-gezicht.

Ik vertel het verhaal aan een vriendin die in een watersportbedrijf werkt. En dan schieten lot en toeval in actie. Want niet veel later krijgt die vriendin het verhaal te horen van een stel dat afgelopen zomer naar de Orkney’s zeilde, daar een vlag mee kreeg van een Nederlander, maar de naam kwijt was van de boot voor wie ze bestemd was… De bemanning van de Lamia… Kort daarna kan ik tevreden mijn vlag weer opbergen onder de zitting aan de kaartentafel…

En nu nog even terug naar Mijdrecht… Al ligt dit een eind van zee, de mensen die we hier op een zonnige zaterdag in februari ontmoeten denken aan bijna niets anders dan de zee. En hun Breehorn. Want we zijn hier op de eerste vertrekkersdag van de Breehornzeilers. Negen stellen die binnen de drie jaar voor langere tijd weg willen met hun boot zijn hier samen gekomen en als ervaringsdeskundigen zijn Bertie en Martin van de Blue’s aanwezig. Jarenlang zeilden ze in Caraïbisch gebied en sluiten wegens leeftijd en gezondheid dit hoofdstuk af. Alle beleefdheidsvlaggen die ze in die tijd verzamelden liggen op tafel, achter elke vlag een kleurrijk verhaal.

Er wordt druk van gedachten gewisseld die dag en na afloop zijn we niet alleen heel wat tips rijker, we mogen elk een paar vlaggen meenemen. Kiezen doen we niet, we laten het gewoon aan het toeval over…

Hoe ver was het nu eigenlijk?

Zoveel zeilers zoveel stijlen. De een houdt minutieus een papieren logboek bij, de ander bewaart elke gevaren track in de boordcomputer, er zijn er die veel varen, maar niets bijhouden. Aan het eind van het zeilseizoen zijn er schippers die het exact aantal gevaren mijlen van hun boot kennen, en ook die van het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor. Met een precisie die je ook aantreft bij mensen die de winnaars van het Songfestival of de Tour de France kennen sinds het begin der tijden. Mijn schipper heeft eerder de neiging om na elke zomer te zeggen, ‘We hebben vast en zeker minder gezeild dan vorig jaar’, niet gehinderd door enig ter zake doend cijfermateriaal. Is het nu van zoveel belang, en wat is een mijl? Of anders, de ene mijl is de andere niet. Geen enkele zeiltocht is gelijk. Je kan afzien op korte tochtjes, nijdige golfslag, stroom tegen, lastige wind, regen. Maar je kan evengoed soepel varen, stroom mee, gezapige koers, je verbazend over hoe snel het gaat.

Wij zijn absoluut geen wedstrijdzeilers, maar na een tocht ben ik toch steevast nieuwsgierig naar onze gemiddelde snelheid. Waarbij ik ontnuchterend vaak bij het zelfde getal uitkom…

Sinds drie jaar navigeren we ook op de Ipad met Navionics kaarten. Ik vind het fijn, de lay-out van de kaarten is helder, je kan routes aanmaken, getijden en stroming zijn handig op te volgen. En na een tocht kan je de gevaren track opslaan. Maar dit is weer zo accuraat als je zelf bent. Want als je een haven aanloopt, en in de beslommeringen van ligplaats opzoeken, manoeuvreren en afmeren, je track vergeet op te slaan en dit pas veel later, tijdens het nuttigen van je welverdiende biertje vaststelt, dan slaan die gegevens nergens meer op. (Nee, we vaarden geen 17h20′ over de 34 mijl van Southwold naar Harwich…)

Of als je per abuis je pagina ‘wegveegt’, houdt je track ook daar op. Het is ons zelfs een keer overkomen dat de dikke gele lijn die het gevaren traject aanduidt, plots 180° flipte en ver ten zuiden van Ghana, Afrika in de Golf van Guinea eindigde, vraag me niet waarom.

Het blijft dus nog altijd een hulpmiddel en we blijven onze papieren kaarten altijd trouw.

Dit jaar waren we voor het eerst zes weken weg en dankzij die tijd –wat een luxe- vaarden we verder dan we ooit deden met onze boot. Het was een mooie reis en met de herfst in het verschiet, kijk ik graag terug. Bij het ordenen en sorteren van het foto’s, heb ik ook neiging om onze tracks te ordenen en te sorteren. Ook al omdat iemand me onlangs vroeg hoe ver we gezeild waren en ik eigenlijk niet kon antwoorden. En ook omdat mijn schipper en ik op een keer een discussie hadden over hoeveel nachten we op zee waren voor onze barre tocht van Scarborough naar Peterhead. Las was overtuigd van twee, ik hield het bij drie. Vreemd hoe herinneringen soms een eigen leven gaan leiden en hoe zeiltochten en zeilervaringen individueel zo kunnen verschillen.

Daarom blijf ik het bijhouden van een papieren logboek graag doen, en schrijf er meer in dan alleen maar onze positie of wind, barometer en getij. Als we dolfijnen zien, of een regenboog, als we radiocontact hebben met een ander schip. Soms maak ik zelfs aantekeningen van wat ik kook.

En nu heb ik toch maar eens al onze tochten en tochtjes in kaart gebracht, van Nieuwpoort tot het noorden van Shetland en terug. 1.650 mijl hebben we gevaren. In 22 tochten en tochtjes. De kortste tocht was 3 mijl, de langste 357 mijl. We vaarden twee keer een nacht door, twee keer twee nachten en een keer drie nachten. De snelste tocht was die van Fair Isle naar Lerwick. En we legden flink wat mijlen meer af door het water dan op de kaart. En ons gemiddelde snelheid, die kwam maar iets boven de 5 knopen uit. Ik had het kunnen weten…

Met fair wind naar Fair Isle

26 juni 2016

We liggen onrustig te jagen aan de visitors’ mooring in South Bay op het eiland North Ronaldsay. Bij iedere ruk van het meertouw aan de boei steigert de boot als een ongetemd veulen. Ik heb er een beetje spijt van dat ik zo nodig hierheen wou.

Deze ochtend lagen we nog vredig in Calf Sound. Waren met de bijboot naar de kant gevaren voor een wandeling naar de top van de heuvel. Wat een uitzicht! De man die het huisje naast Carrick House bewoont, had ons de weg gewezen naar de Community Store, een stevig eind stappen.

De Community Store is een verrassend goed gesorteerde winkel/postkantoor/tearoom. Mét wifi! We waren er een half uur te vroeg –de winkel is dagelijks open van 2:00-4:00 pm- maar de fiere uitbaatster haastte zich om de deur te openen van zodra ze ons zag. Wat een vriendelijkheid hier. Een groepje eilandbewoners runt de winkel als een onderneming, elk heeft aandelen, elk houdt volgens beurtrol de winkel open. Een zegen voor de boerenfamilies in de omgeving.

Waarom wou ik zo graag naar North Ronaldsay? Als meest afgelegen eiland sprak het tot mijn verbeelding. Tot voor kort had dit eiland nog geen landingsbaan en waren ze op de ferry aangewezen die slechts een maal per week kwam. Tenminste, als het weer het toeliet. Bij zware winterstormen waren de eilandbewoners van de rest van de wereld afgesneden. Omdat hun eiland zo klein is, bouwden de boeren een muur rond het eiland om schapen en akkers gescheiden te houden. De schapen die op de strook tussen zee en land leven, voeden zich met zeewier en ontwikkelden zich hierdoor tot een heel apart ras, het North Ronaldsay sheep. Blijkbaar heeft hun vlees een aparte, verfijnde smaak en wordt als delicatesse door topchefs gegeerd.

Maar aan land gaan is geen optie, er staat een vervelende golfslag en de wind is venijnig, witte schuimkopjes lachen ons uit.

Maandag 27 juni 2016

We hebben er genoeg van, van dat klutsen aan de boei. Naar de overkant varen, op het eiland Sanday, is ook geen optie, de baai daar ligt ook onbeschut. Dan maar verder, vertrekken naar Fair Isle, 32 mijl. Ook dat is zeilen, nu en dan afzien van je plannen omdat de elementen dat beslissen. Er staat een prachtig windje, we varen een ruime koers, ons schip gorgelt van plezier en lacht de witte schuimkopjes uit.

Fair Isle, een kruimel van 7,8 km2 midden in zee, halfweg tussen de Orkney en de Shetland eilanden, is een pareltje. Wel opletten geblazen bij de aanloop wegens rotsen en stroming.

North Haven is de enige aanlegmogelijkheid, veel meer dan een pier en een kaaimuur is het niet en het is behoorlijk druk. Maar aan de buitenkant van de pier vinden we nog een plekje. Dankzij onze stevige stootrand vormt de kade met zwarte rubberen palen geen probleem. We liggen nog maar net afgemeerd of een Noors jacht, de Ariel, komt bij ons langszij. Nu wordt het hier echt een Noors onderonsje, met zeven Noren, een Nederlander en wij. De haven ligt vol!

Morgen gaan we op ontdekking…

 

 

 

Westray – Papa Westray, twee minuten vliegen

24 – 25 juni 2016

Of minder, als de wind mee zit. De vlucht tussen deze twee eilanden is de kortste lijnvlucht ter wereld. Opstijgen landen. Als je mee vliegt, krijg je een certificaat.

Wij zeilen de luttele 4 mijl van onze ankerplaats in Papa Westray naar Pierowall op Westray. Daar is een heuse marina, we liggen er met vier. Een Noor, een Engelsman, een Fransman en een Belg, het lijkt wel het begin van een mop.

De havenmeester van Pierowall, Tom Rendall (Tommy), een rustige man, blijkt al op de hoogte van het feit dat wij gisteren aan de mooring lagen aan de overkant. Hij had het van de schipper van de ferry, ‘The Golden Mariana’.

Geruchten gaan snel op een eiland, laat ons daar zelf gebruik van maken. De bemannning van de Engelse boot, s/y Inspiration van Bursledon komt net terug van de wandeling bij Noup Head, laaiend enthousiast. Ze waren door natuurgids/taxidienst Westraak tot het beginpunt van de wandeling gebracht, en paar uur later weer opgehaald en tot aan hun boot terug gevoerd. O fijn, laten we dat morgen doen. Maar ze zeggen er meteen bij dat Cathy en Graham, die Westraak runnen, waarschijnlijk morgen niet werken wegens een trouwfeest. Mmm. Toch maar eens bellen. En het gesprekje beginnen met de bruiloft van morgen… Inderdaad, die wedding. Maar ze willen ons niet in de steek laten. Cathy zal ons om 10:00 tot aan de vuurtoren op Noup Head rijden en of we het zien zitten om dan zelf helemaal terug te wandelen.

Cathy is een enthousiaste dame van een zekere leeftijd, haar jeep is dat ook. Schapen op de weg, geen probleem, er traagjes bijna tegenaan rijden en de weg is vrij. Zij en haar man zijn gepassioneerde eilandbewoners. 600 mensen wonen er op Westray. En ja, daar zijn jonge gezinnen bij, met heel wat kinderen, 70 op de lagere school en een 20-tal op de kleuterschool. De toekomst van het eiland, lacht ze. Fier vertelt ze dat het geregeld voorvalt dat jonge mensen het eiland verlaten om te gaan studeren, tijdens die studietijd een lief opdoen en dan met dat lief terugkeren naar hun eiland.

Op Westray zijn ze trots op hun eiland, ‘the Queen O’ The Isles’. En op de archeologische vindplaatsen uit het stenen tijdperk. Die zijn er zowat overal op de Orkney eilanden maar op Westray werd ‘Westray Wife’ gevonden, de oudste Neolithische menselijke afbeelding ooit ontdekt in Schotland. Het 4 cm zandstenen figuurtje is met haar 5.000 jaren oud van een ontroerende eenvoud.

Buitengewoon mooi is de wandeling van Noup Head langs de West Westray Coast. We hebben een alleen-op-de-wereld-gevoel want komen niemand maar dan ook niemand tegen.

Het weer klaart op, de natuur is indrukwekkend. Gisteren was ook een mooie dag maar uit het niets doken toen af en toe flarden mist op. Die kwamen van over de heuvels zo de baai in gerold.

De Orcadians hebben daar een woord voor: ‘haar’ of ‘rain-haar’. Mist of natte mist. Gisteren verontschuldigde de dame van Westray Processors Ltd  zich er nog voor: “Sorry about the fog, don’t worry, it comes, it goes, we often have four seasons in one day…”

 

Kreeft, krab. Vier recepten, succes verzekerd!

Recept dag 1

Kreeft. Je loopt de kade af van Pierowall, Westray, tot bij een schip dat net afgemeerd is na een lange dag vissen. Een man stapelt kreeft na kreeft in plastieken kuipen.

Jij: “Goedemiddag. Heb je iets te koop?”

De man (grijnst): “Alles is te koop. Wat wil je en waar moet het geleverd worden?”

Jij: “Euh, twee kreeftjes? Voor die blauwe boot daar.” En je wijst.

De man: “Een half uur.”

En zo geschiedt. Een half uur later wandelt de man het ponton op, een en al charme, met in elke hand een levend verse kreeft. Lijkt hij nu op Sean Connery, of is dat mijn verbeelding?

10 minuutjes in kokend water waar ui, citroen, olijfolie, peper en venkelzaadjes aan toegevoegd zijn. Afwerken met volkoren brood met boter en een restje ratatouille van gisteren. Champagne.

Recept dag 2

Krab. Na een zalige nacht in de haven van Pierowall, steek je je hoofd uit de kajuit. Het is bewolkt, maar er zit licht in de lucht, meer zelfs, er zijn al hele stukken blauw te bespeuren. Je begroet de man van de kreeft van gisteren die dit keer met een goed gevulde plastic zak de pontontrap af loopt. “Voor jullie”, grijnst hij, “ze zijn al gekookt!” Een zak vol flinke krabbenpoten, scharlakenrood, wit en zwart. Kadootje. De kreeft gisteren was betalend, de krab komt gratis. Geen idee waarom.

Na een fantastische wandeling naar Noup Head, vaar je in de late namiddag van Pierowall naar Eday en bij ondergaande zon installeer je je aan de visitors’ mooring in Calf sound.

Snij wat iceberg sla (misschien niet de lekkerste maar bewaart best aan boord), haal er een hamer, een houten plank, kreeftentang en –haakjes bij en ga aan de slag. Ik geef er aardappeltjes bij, met een uitje bruin gebakken in olijfolie. Een roseetje vandaag.

O ja, en eet buiten, dat is een stuk handiger als je gaat prutsen met krab. ‘Bij 12°C?’, hoor ik je denken. Trek een extra trui aan en geniet van het landschap!

Recept dag 3

Krab. Bij aankomst in Pierowall, zie je het meteen liggen: Westray Processors, het schaaldieren verwerkend bedrijf dat de grootste werkgever is op het eiland. Je kan er –bijna zoals bij de chinees- iets lekkers kiezen van een hele lijst. Wij gaan voor de 450g crab meat 50/50. Dat betekent half bruine krab, half witte krab, hand prepared.

Inmiddels nog afgemeerd aan de visitors’ mooring in Calf Sound, Eday, ga je met de bijboot aan land om boodschappen naar de Community Store. Half uur heen, half uur terug. Je haalt een vers brood en gezouten Orkney butter.

Voor je koers zet naar North Ronaldsay, stil je je honger met een toplunch.

Snij dikke plakken brood, besmeer met gezouten Orkney butter, beleg met fijn gesnipperde iceberg sla en werk royaal af met bruine krab. Een biertje.

Recept dag 4

In South Bay, North Ronaldsay is het met een strakke zuidwest onrustig liggen, de boot jaagt aan de boei. Wegwezen, op genua, ruime wind, 32 mijl naar Fair Isle. Blauwe hemel, enkele spierwitte wolkjes, strak zeetje.

Krab. Kook twee eitjes hard, laat afkoelen en versnipper. Snij een uitje zo fijn als het bewegen van de boot toelaat, voeg daar stukjes tomaat en komkommer aan toe. Meng er mayonaise (knijpfles Heinz, moet kunnen, we zijn op een boot, er staat 5bft!) en een vleugje curry onder. Schik wat sla in een kommetje en vul met ei/groentjes en witte krab. Watertje!

In Orkney viel de zomer dit jaar op 23 juni

22 – 23 juni 2016

Een ‘Orcadian joke’. Het weer is hier gespreksonderwerp nummer één. Maar het moet gezegd, donderdag 23 juni is zonder meer een schitterende zomerdag.

Ons zeiltochtje van Kirkwall naar het eilandje Papa Westray, ongeveer 25 mijl- is echt blue water sailing. We hadden het getij zorgvuldig gekozen, dat moet ook, want 4 knopen stroom tegen met draaikolken wegens elkaar ontmoetende stroomrichtingen, dat moet je vermijden. Veel wind is er niet, maar dat deert ons niet, temperaturen van ruim 20°C, dat is hier op zich al zo’n cadeau, over de rest hoor je ons niet klagen.

Even is het spannend. We raken in de war wanneer we 070° op het kompas sturen maar onze koers over de grond slechts 020° aantoont. Onze boot krawietelt schuin als een krab, het lijkt alsof we recht op het rotsige eilandje voor ons af varen, maar uiteindelijk komen we netjes voorbij de landtong uit. Het water vertoont soms verraderlijke wervelingen. Opletten geblazen dus.

En dit met amper een zucht wind. Bij stormweer moet het hier tussen de eilanden echt spoken. Getuige daarvan een artikel in de Orcadian. De Orcadians geven hun eigen krant uit. Ze hebben het ook nooit over de Orkney’s als een eilandengroep die deel uitmaakt van Schotland, maar over Orkney, als een volwaardige natie. Ze hebben zelfs een eigen vlag, die wij nu respectvol als courtesy flag, beleefdheidsvlag, aan stuurboord voeren.

Het artikel beschrijft de rescue van een jachtje, de ‘Globelle’, afgelopen zondag. In Kirkwall hadden we haar gehavend aan het ponton zien liggen, preekstoel pijnlijk afgebroken. En nu lezen we het hele verhaal in de krant. Het bootje was in moeilijkheden geraakt in zwaar weer, de bemanning kreeg de zeilen niet gereefd, hun boot was stuurloos. Bij de reddingshulp ging ook nog een en ander mis. Hier hebben de elementen het voor het zeggen.

Gisteren huurden we een auto om Mainland te verkennen. Een zeilboot mag nog zo’n fijn transportmiddel zijn, om iets van het binnenland te zien, moet je toch gebruik maken van bus, trein of auto. Uit de overvloed van bezienswaardigheden maken we lukraak een eigen keuze. De kliffen bij Yesnabyde ring van Brodgar, Skara Brae, de Scapa Flow en de Italian Chapel… We zijn nog maar eens verre van de enigen die hier op stap zijn, buslading na buslading toeristen passeert de revue. Daardoor raken we ook niet binnen in de Highland Park Whisky Distillery, jammer. Alles is er volzet, nog maar eens… (Maar Tesco verkoopt de whisky ook, dus geen paniek!)

Nu liggen we voor anker in Moclett bay op het eiland Papa Westray. Moederziel alleen, bijna windstil, voor ons een hagelwit strandje. Verder is er de pier van de ferry. Waar één ferry aan komt gevaren, maar zonder afmeren rechtsomkeer maakt als hij ziet dat er toch geen passagiers zijn. Voor de rest niets. Nu en dan scheren vogels langs, of steekt een grijze zeehond even snuivend zijn kop boven water. Genieten van de ondergaande zon, dat duurt hier tot ruim middernacht…

 

Kirkwall, Orkney, fully booked

Ook al was ik in het vijfde middelbaar niet wild van het vak Latijn, het verhaal van Dido en Aeneas kreeg Vergilius wel mijn aandacht. Aeneas die –door het gekonkel van bemoeizieke goden- Dido, zijn lief, in Carthago moet achterlaten en met zijn schip wegvaart. Dido pleegt zelfmoord, Aeneas ziet het vuur van de brandstapel van op zee. Romantiek, drama! Jaren later leerde ik de muziek van Henry Purcell kennen, prachtig! En kijk, in Kirkwall vindt net nu het St Magnus festival plaats en Dido en Aeneas wordt er uitgevoerd.

19 – 20 juni 2016

Met een klinkende zoen van de havenmeester nemen we afscheid van Peterhead in de vroege avond. 110 mijl naar Kirkwall, Orkney. De weerberichten zijn het niet helemaal eens, de Navtex heeft het over 8 bft, de gribfiles houden het bij 5 tot 7 bft. Omdat ze allemaal zuidoost geven, gaan we er voor. Met ruime wind kan ons schip wat hebben. We zetten enkel de genua, installeren onze ‘wintertent’ tegen de regen en laten de automatische piloot het werk doen, de Moray Firth over. Vlotjes lopen we 7 knopen en houden het warm en droog. Het rollen van de boot maakt het binnen wel onrustig. Je kan niet alles hebben.

Drie uur op, drie uur af. In mijn wacht van 03:00 tot 06:00 houdt het op met regenen en word ik verrast door een schitterende vollemaansondergang.

De barometer maakt een duik, de wind zakt in elkaar, wordt zuidwest en ten slotte west. ‘Land in zicht!’, klinkt het rond 10:00. Het eiland Hoy, het hoogste eiland van de Orkney’s laat zich zien.

Kort na de middag wordt het opkruisen onder blauwe hemel en met een strakke westenwind, de Stronsay Firth in, het eilandje Auskerry aan stuurboord.

Iets verderop, tussen het eiland Shapinsay en Mainland, gaat het verder op motor en worden we verrast door de kracht van de stroming. We hebben hier dik drie knopen stroom mee, maar door de wind op kop krijg je heel raar water. Tide rips zoals dat heet. De schuimkoppige wervelingen maken dat we met moeite anderhalve knoop snelheid kunnen maken, het ongemakkelijke gevoel hebben dat we ter plekke blijven, maar 5 knopen op het log zien.

We meren af in de marina van Kirkwall. Wat voelen we ons stoer, we zijn helemaal naar deze afgelegen eilandengroep gezeild en morgen gaan we het allemaal ontdekken.

21 juni 2016

Tot onze verbazing zijn we verre van alleen. Meer zelfs, in de hoofdstraat, de ene hebbeding-winkel naast de andere, is het ronduit druk. Groepen toeristen, fototoestellen paraat, gemakkelijke driekwartbroeken, witte sokken in wandelschoenen, foldertjes in de hand. Zouden die allemaal van de cruiseboot in de haven komen, vragen we ons af.

We willen morgen een auto huren maar bij de toeristische dienst vernemen we tot onze ontgoocheling dat alle autoverhuur fully booked is. Tja, we hadden wel gelezen over het St. Magnus festival, dat het een gerenommeerd muzikaal evenement was en zo. Ik had trouwens in mijn agenda het concert van deze avond aangestipt. Dido en Aeneas van Henry Purcell, in de St. Magnus kathedraal… Maar in het kantoortje van het festival vangen we opnieuw bot. ‘I am afraid the concert for tonight is fully booked…’ Dat plan laten we dus varen. Maar we lopen wel zelf tot bij twee autoverhuurders en bij de tweede kunnen we nog een auto scoren.

In de St. Magnus kathedraal is het drummen. Ik onthou vooral de warmrode kleur van de stenen en de gelige gloed.

En de lunchpauze van de schilder die de deuren onder handen neemt.

En tien mannen die een piano van een podium tillen, het ene concert is nog maar afgelopen, en het volgende is in aantocht. Het is hoogseizoen in Kirkwall.

Maar Dido en Aeneas, die zitten gelukkig in mijn Itunes-bibliotheek en de kajuit wordt mijn concertzaal, glaasje wijn in de hand.

 

 

 

Dromen van Stromness

Intussen staan we twee weken boven. En waren de weergoden ons tot hiertoe welgezind, dan is dat nu duidelijk over. Er wordt ons duidelijk gemaakt wat aprilse grillen zijn. Wind, koelkast-temperaturen en hagel. En dat krabben, schuren, peuteren en pitsen begint ons de keel uit te hangen.

IMG_2066

IMG_2031

Het rood van de twee lagen antifouling van vorig jaar is er af en een groot deel van het zwart, de oude antifouling, is er af. Een groot deel zeg ik dus. Maar niet alles. En voor ieder die zegt dat het er allemaal af moet, is er weer een ander die zegt dat het er niet allemaal af hoeft.

Iemand lacht me zelfs een beetje uit omdat ik sta te krabben met mijn verfkrabbertje. ‘Bij Ship Support zetten ze daar een professioneel schuurmachientje tegen en in anderhalve dag is de klus geklaard.’ Hmm… Het was toch Ship Support die zei dat er met een schuurmachine geen beginnen was aan die koek van antifouling, dat krabben de boodschap was?

De beste stuurlui staan aan wal, en de beste antifouling-verwijderaars staan met hun handen in hun zakken te kijken naar ons. Ik haal mijn schouders op en pruts verder. Voorzichtig droom ik van onze reis in het verschiet. Juni, het is niet meer zo ver af.

En krabbend, schurend, peuterend en pitsend dwalen mijn gedachten af naar een o zo fijn stukje muziek dat ik jaren geleden op Klara hoorde en dat mij toen betoverde met zijn lieflijke eenvoud. Ik spitste mijn oren en hield mijn adem in toen titel en componist genoemd werden. Luister… Farewell to Stromness van Peter Maxwell Davies.

Stromness… Daar zat iets van storm in, zucht. En Farewell… romantiek, diepe zucht. ‘Als die plek echt bestaat, dan wil ik daar ooit naar toe,’ droomde ik toen.

En als dit klussen achter de rug is, en als het weer het toelaat, dan zeilen we er deze zomer naar toe. Stromness, een dorpje op Mainland, een van de Orkney-eilanden ten noordoosten van Schotland…

Ok, ok, ik schuur al verder…

IMG_2152

IMG_2153