Hoe ver was het nu eigenlijk?

Zoveel zeilers zoveel stijlen. De een houdt minutieus een papieren logboek bij, de ander bewaart elke gevaren track in de boordcomputer, er zijn er die veel varen, maar niets bijhouden. Aan het eind van het zeilseizoen zijn er schippers die het exact aantal gevaren mijlen van hun boot kennen, en ook die van het jaar daarvoor, en het jaar daarvoor. Met een precisie die je ook aantreft bij mensen die de winnaars van het Songfestival of de Tour de France kennen sinds het begin der tijden. Mijn schipper heeft eerder de neiging om na elke zomer te zeggen, ‘We hebben vast en zeker minder gezeild dan vorig jaar’, niet gehinderd door enig ter zake doend cijfermateriaal. Is het nu van zoveel belang, en wat is een mijl? Of anders, de ene mijl is de andere niet. Geen enkele zeiltocht is gelijk. Je kan afzien op korte tochtjes, nijdige golfslag, stroom tegen, lastige wind, regen. Maar je kan evengoed soepel varen, stroom mee, gezapige koers, je verbazend over hoe snel het gaat.

Wij zijn absoluut geen wedstrijdzeilers, maar na een tocht ben ik toch steevast nieuwsgierig naar onze gemiddelde snelheid. Waarbij ik ontnuchterend vaak bij het zelfde getal uitkom…

Sinds drie jaar navigeren we ook op de Ipad met Navionics kaarten. Ik vind het fijn, de lay-out van de kaarten is helder, je kan routes aanmaken, getijden en stroming zijn handig op te volgen. En na een tocht kan je de gevaren track opslaan. Maar dit is weer zo accuraat als je zelf bent. Want als je een haven aanloopt, en in de beslommeringen van ligplaats opzoeken, manoeuvreren en afmeren, je track vergeet op te slaan en dit pas veel later, tijdens het nuttigen van je welverdiende biertje vaststelt, dan slaan die gegevens nergens meer op. (Nee, we vaarden geen 17h20′ over de 34 mijl van Southwold naar Harwich…)

Of als je per abuis je pagina ‘wegveegt’, houdt je track ook daar op. Het is ons zelfs een keer overkomen dat de dikke gele lijn die het gevaren traject aanduidt, plots 180° flipte en ver ten zuiden van Ghana, Afrika in de Golf van Guinea eindigde, vraag me niet waarom.

Het blijft dus nog altijd een hulpmiddel en we blijven onze papieren kaarten altijd trouw.

Dit jaar waren we voor het eerst zes weken weg en dankzij die tijd –wat een luxe- vaarden we verder dan we ooit deden met onze boot. Het was een mooie reis en met de herfst in het verschiet, kijk ik graag terug. Bij het ordenen en sorteren van het foto’s, heb ik ook neiging om onze tracks te ordenen en te sorteren. Ook al omdat iemand me onlangs vroeg hoe ver we gezeild waren en ik eigenlijk niet kon antwoorden. En ook omdat mijn schipper en ik op een keer een discussie hadden over hoeveel nachten we op zee waren voor onze barre tocht van Scarborough naar Peterhead. Las was overtuigd van twee, ik hield het bij drie. Vreemd hoe herinneringen soms een eigen leven gaan leiden en hoe zeiltochten en zeilervaringen individueel zo kunnen verschillen.

Daarom blijf ik het bijhouden van een papieren logboek graag doen, en schrijf er meer in dan alleen maar onze positie of wind, barometer en getij. Als we dolfijnen zien, of een regenboog, als we radiocontact hebben met een ander schip. Soms maak ik zelfs aantekeningen van wat ik kook.

En nu heb ik toch maar eens al onze tochten en tochtjes in kaart gebracht, van Nieuwpoort tot het noorden van Shetland en terug. 1.650 mijl hebben we gevaren. In 22 tochten en tochtjes. De kortste tocht was 3 mijl, de langste 357 mijl. We vaarden twee keer een nacht door, twee keer twee nachten en een keer drie nachten. De snelste tocht was die van Fair Isle naar Lerwick. En we legden flink wat mijlen meer af door het water dan op de kaart. En ons gemiddelde snelheid, die kwam maar iets boven de 5 knopen uit. Ik had het kunnen weten…

Vliegen naar Lerwick

29 juni 2016

Van de Orcadians wordt gezegd dat het boeren zijn met een boot en van de Shetlanders dat het vissers zijn met een boerderij… De Orkney’s liggen al mijlen achter ons, nu vertrekken we noordwaarts naar de Shetlands.

20 mijl liggen er tussen Fair Isle en Sumburgh, het zuidelijkste puntje van de Shetland eilanden. Dit stuk water heet The Hole en de zee kan hier bij zwaar weer lelijk te keer gaan. De Shetland eilanden –wow, zijn we al bijna zo ver?- bestaan uit zo’n 100 eilanden, holms en rotsen. Een holm, daar hebben ze hier een eigen definitie voor. Het is een eilandje, waar zo veel gras op staat dat je er één schaap kan vet mesten, twee schapen te eten geven maar waar drie schapen verhongeren. Een klein eilandje dus.

Die eilanden zijn rotsachtig en niet zo plat als die van Orkney, maar er staan ook –net zoals in Orkney- nauwelijks bomen op. Je moet niet vragen hoe hard het hier een groot deel van het jaar waait.

Onze bijbel aan boord, de Reeds Nautical Almanac is formeel. Pleziervaart heeft hier van oktober tot maart niets te zoeken wegens te ruige weersomstandigheden. En onze vaargids voor de Shetland eilanden geeft ook nog mee dat jachten die hier komen varen op zichzelf aangewezen zijn en dat eisen aan uitrusting en bemanning hoger liggen dan in gemiddeld zeilgebied. We zijn gewaarschuwd.

Maar vandaag is de zee meegaand. Er staat een stevige wind maar die zit mee en we lopen soepel. Jammer dat het regent, maar je kan niet alles hebben. Als wind en stroming een tandje bijsteken vliegen we naar de overkant. Van de zuidpunt tot Lerwick is nog zo’n 22 mijl en met een gemiddelde van 6,6 knopen sjezen we daar naar toe.

Tot onze verrassing worden we bij het afmeren geholpen door iemand die we eerder al ontmoetten… Het moet een week of twee geleden zijn -we verliezen een beetje het gevoel van tijd- toen we in Scarborough waren. Aan het ponton daar waren we gecharmeerd geraakt door een klein fijn rood jachtje. Het was een koket, elegant scheepje, de schipper een jonge niet onknappe dromerige man… En nu, hier, in Lerwick, komt die in de stromende regen onze lijnen aannemen. Is dat kleine bootje hier helemaal naar toe gezeild? We zijn zo geïntrigeerd dat we de jongeman voor een glas wijn en een babbel uitnodigen aan boord. Zoals alle solozeilers slaat die ons aanbod niet af. Ja, hij vaart solo met dat mini bootje. Een helrode Corribee 21, 6,30m. Waar hij heen gaat? Naar het westen, glimlacht hij. Meer duidelijkheid is er niet. Een plan, ja, maar a loose plan… Met Betsy, zijn bootje. Je kan volgen waar ze zijn, hij en zijn Betsy

 

 

 

Breisters en vogelaars

27 – 28 juni 2016

Wie Fair Isle googelt, vindt minstens zo veel websites over breien als over het peedie  (zoals ze in Orkney zeggen voor ‘klein’) eilandje zelf. Er wonen amper 70 mensen. En een veelvoud daarvan aan schapen en nog veel en veel meer vogels. The National Trust for Scotland ontfermt zich over dit wonderlijk natuurgebied.

Als je de kade afloopt, kom je net voorbij het oogverblindende hagelwitte strandje bij het Bird Observatory, het walhalla van de vogelaars. Omdat Fair Isle op een kruispunt ligt van migrerende vogels is het een paradijs voor observatie en onderzoek. Het Bird Observatory is ook een lodge, waar gepassioneerde vogelaars, ornithologen dus, verblijven. Ze wisselen er vogelweetjes uit, raadplegen de uitgebreide vogelbibliotheek en bekijken ernstig hun vogelfoto’s, gemaakt met engelengeduld en joekels van telelenzen. Zeilers zijn er ook welkom, er zijn toiletten, douches, je kan er wat komen drinken. Het in de folder vermelde internet is helaas zo traag en zwak dat we er niets aan hebben.

Intussen kennen we al de meest voorkomende vogels hier, maar dat we alles behalve kenners zijn, ondervinden we aan den lijve. We wandelen er maar op los en zonder het te weten zijn we te dicht bij het nest van een familie great skuas of bonxies -in het nederlands ‘grote jagers’- gekomen. Plots suizen ze uit het niets in duikvlucht op ons af, scheren krijsend rakelings langs ons hoofd -we voelen de luchtverplaatsing-, zwenken en gaan opnieuw in de (schijn)aanval. Met onze kap over het hoofd getrokken weten we niet hoe snel weg te komen. Brrr, elk zijn hobby denk ik. Deze vogels hebben een spanwijdte van meer dan een meter en met hun donkerbruine kleur ogen ze allesbehalve sympathiek.

Schattiger vind ik de oystercatchers, of scholeksters, en uiteraard zijn de snoezigste de puffins of papegaaienduikers. Ook de gannets, jan-van-genten, en de sterns herkennen we. En meeuwen natuurlijk, in allerlei varianten.

Het eiland loop je in een fikse wandeling af. Het is er stil, de uitzichten zijn indrukwekkend.

Her en der staan huisjes, er zijn twee kerkjes, waarvan eentje ook de bibliotheek is. Er is ook een school, een winkel en een dokter. En een vuurtoren.

Het hele eiland is fluwelig, het gras, kortgegraasd door de schapen, ligt over de rotsen gedrapeerd, groen als het vilt van een biljarttafel. En bloemen, heel veel bloemen. Witte, gele, rode, roze, licht en donker. Alles steekt fel af tegen de blauwe lucht. Vanmorgen regende het nog, nu straalt de zon. Enkele spierwitte wolken zeilen voorbij. Het is hier zo mooi dat het je de adem beneemt.

En hoe zit dat nu met die Fair Isle breisters? Wie Fair Isle zegt, zegt schapen, dus wol. Er wordt hier al eeuwenlang gebreid. En er zijn nog een paar (ook jonge) mensen die de traditie verder zetten. Meer over de geschiedenis van de specifieke Fair Isle stijl lees je hier. Ik kan het niet laten om een mooie wollen muts te kopen, gebreid door Elizabeth Riddiford. Warm en mooi!

Met fair wind naar Fair Isle

26 juni 2016

We liggen onrustig te jagen aan de visitors’ mooring in South Bay op het eiland North Ronaldsay. Bij iedere ruk van het meertouw aan de boei steigert de boot als een ongetemd veulen. Ik heb er een beetje spijt van dat ik zo nodig hierheen wou.

Deze ochtend lagen we nog vredig in Calf Sound. Waren met de bijboot naar de kant gevaren voor een wandeling naar de top van de heuvel. Wat een uitzicht! De man die het huisje naast Carrick House bewoont, had ons de weg gewezen naar de Community Store, een stevig eind stappen.

De Community Store is een verrassend goed gesorteerde winkel/postkantoor/tearoom. Mét wifi! We waren er een half uur te vroeg –de winkel is dagelijks open van 2:00-4:00 pm- maar de fiere uitbaatster haastte zich om de deur te openen van zodra ze ons zag. Wat een vriendelijkheid hier. Een groepje eilandbewoners runt de winkel als een onderneming, elk heeft aandelen, elk houdt volgens beurtrol de winkel open. Een zegen voor de boerenfamilies in de omgeving.

Waarom wou ik zo graag naar North Ronaldsay? Als meest afgelegen eiland sprak het tot mijn verbeelding. Tot voor kort had dit eiland nog geen landingsbaan en waren ze op de ferry aangewezen die slechts een maal per week kwam. Tenminste, als het weer het toeliet. Bij zware winterstormen waren de eilandbewoners van de rest van de wereld afgesneden. Omdat hun eiland zo klein is, bouwden de boeren een muur rond het eiland om schapen en akkers gescheiden te houden. De schapen die op de strook tussen zee en land leven, voeden zich met zeewier en ontwikkelden zich hierdoor tot een heel apart ras, het North Ronaldsay sheep. Blijkbaar heeft hun vlees een aparte, verfijnde smaak en wordt als delicatesse door topchefs gegeerd.

Maar aan land gaan is geen optie, er staat een vervelende golfslag en de wind is venijnig, witte schuimkopjes lachen ons uit.

Maandag 27 juni 2016

We hebben er genoeg van, van dat klutsen aan de boei. Naar de overkant varen, op het eiland Sanday, is ook geen optie, de baai daar ligt ook onbeschut. Dan maar verder, vertrekken naar Fair Isle, 32 mijl. Ook dat is zeilen, nu en dan afzien van je plannen omdat de elementen dat beslissen. Er staat een prachtig windje, we varen een ruime koers, ons schip gorgelt van plezier en lacht de witte schuimkopjes uit.

Fair Isle, een kruimel van 7,8 km2 midden in zee, halfweg tussen de Orkney en de Shetland eilanden, is een pareltje. Wel opletten geblazen bij de aanloop wegens rotsen en stroming.

North Haven is de enige aanlegmogelijkheid, veel meer dan een pier en een kaaimuur is het niet en het is behoorlijk druk. Maar aan de buitenkant van de pier vinden we nog een plekje. Dankzij onze stevige stootrand vormt de kade met zwarte rubberen palen geen probleem. We liggen nog maar net afgemeerd of een Noors jacht, de Ariel, komt bij ons langszij. Nu wordt het hier echt een Noors onderonsje, met zeven Noren, een Nederlander en wij. De haven ligt vol!

Morgen gaan we op ontdekking…