Van de Faeröer eilanden naar Ijsland

28 juni – 21 augustus 2023

Eind juni sjeesden we dus met 30 tot 35 knopen bakstagwind naar Djúpivogur, halfweg de Ijslandse oostkust. De hardnekkige zeeziekte van onze opstapper was snel vergeten als we na 270 mijl Ijsland bereikten. Vanuit Djúpivogur vertrokken we noord. Vergeet georganiseerde jachthavens zoals bij ons, afmeren gebeurt meestal aan kades met autobanden, soms langszij vissersschepen. We knutselden met lange lijnen, fenders en fenderplanken…

Een hoogtepunt werd het eilandje Grimsey dat net op de poolcirkel ligt, je struikelt er over duizenden puffins…

Nog aan de noordkust werden we verrast door een uit Groenland afgedreven ijsberg, gelukkig op ruime afstand. Daarna volgden de indrukwekkende Westfjorden. En zo regen we plek na plek aaneen, steeds op het moment zelf beslissend wat onze volgende bestemming zou worden.

Een tweede hoogtepunt was onze ankerplaats bij het eiland Flatey, een oude vulkaankrater…

We zeilden verder zuid tot het bruisende Reykjavík.

In de zeven weken die we in Ijsland doorbrachten huurden we geregeld een auto om het niet te missen binnenland te verkennen. We gingen ook 4 dagen kamperen met een stoere 4×4, zo indrukwekkend dat we een landschapsindigestie nabij waren.

Onze omzeiling eindigde in Vestmannaeyjar, het derde hoogtepunt van onze Ijsland saga.

Dit eiland werd 50 jaar geleden na een onverwachte vulkaanuitbarsting net niet bedolven onder as en lava.

Kijk en luister* je mee?

*Deze muziek is van het Ijslandse groepje Systur. Het nummer, waarmee ze in 2022 deelnamen aan het Eurovisiesongfestival, heet Með hækkandi sól, wat zoveel betekent als ‘Met de opkomende zon’…

En hier nog een lijstje met de plaatsen waar we kwamen in Ijsland… Wie er alle details op wil nalezen, verwijs ik graag naar mijn reisdagboek in Polarsteps!

Djúpivogur
Eskifjörður
Raufarhöfn
Húsavik
Grimsey
Siglufjörður
Ísafjörður
Suðureyri
Flateyri
Patreksfjörður
Flatey
Ólafsvík
Akranes
Reykjavík
Grindavík
Vestmannaeyjar

Breisters en vogelaars

27 – 28 juni 2016

Wie Fair Isle googelt, vindt minstens zo veel websites over breien als over het peedie  (zoals ze in Orkney zeggen voor ‘klein’) eilandje zelf. Er wonen amper 70 mensen. En een veelvoud daarvan aan schapen en nog veel en veel meer vogels. The National Trust for Scotland ontfermt zich over dit wonderlijk natuurgebied.

Als je de kade afloopt, kom je net voorbij het oogverblindende hagelwitte strandje bij het Bird Observatory, het walhalla van de vogelaars. Omdat Fair Isle op een kruispunt ligt van migrerende vogels is het een paradijs voor observatie en onderzoek. Het Bird Observatory is ook een lodge, waar gepassioneerde vogelaars, ornithologen dus, verblijven. Ze wisselen er vogelweetjes uit, raadplegen de uitgebreide vogelbibliotheek en bekijken ernstig hun vogelfoto’s, gemaakt met engelengeduld en joekels van telelenzen. Zeilers zijn er ook welkom, er zijn toiletten, douches, je kan er wat komen drinken. Het in de folder vermelde internet is helaas zo traag en zwak dat we er niets aan hebben.

Intussen kennen we al de meest voorkomende vogels hier, maar dat we alles behalve kenners zijn, ondervinden we aan den lijve. We wandelen er maar op los en zonder het te weten zijn we te dicht bij het nest van een familie great skuas of bonxies -in het nederlands ‘grote jagers’- gekomen. Plots suizen ze uit het niets in duikvlucht op ons af, scheren krijsend rakelings langs ons hoofd -we voelen de luchtverplaatsing-, zwenken en gaan opnieuw in de (schijn)aanval. Met onze kap over het hoofd getrokken weten we niet hoe snel weg te komen. Brrr, elk zijn hobby denk ik. Deze vogels hebben een spanwijdte van meer dan een meter en met hun donkerbruine kleur ogen ze allesbehalve sympathiek.

Schattiger vind ik de oystercatchers, of scholeksters, en uiteraard zijn de snoezigste de puffins of papegaaienduikers. Ook de gannets, jan-van-genten, en de sterns herkennen we. En meeuwen natuurlijk, in allerlei varianten.

Het eiland loop je in een fikse wandeling af. Het is er stil, de uitzichten zijn indrukwekkend.

Her en der staan huisjes, er zijn twee kerkjes, waarvan eentje ook de bibliotheek is. Er is ook een school, een winkel en een dokter. En een vuurtoren.

Het hele eiland is fluwelig, het gras, kortgegraasd door de schapen, ligt over de rotsen gedrapeerd, groen als het vilt van een biljarttafel. En bloemen, heel veel bloemen. Witte, gele, rode, roze, licht en donker. Alles steekt fel af tegen de blauwe lucht. Vanmorgen regende het nog, nu straalt de zon. Enkele spierwitte wolken zeilen voorbij. Het is hier zo mooi dat het je de adem beneemt.

En hoe zit dat nu met die Fair Isle breisters? Wie Fair Isle zegt, zegt schapen, dus wol. Er wordt hier al eeuwenlang gebreid. En er zijn nog een paar (ook jonge) mensen die de traditie verder zetten. Meer over de geschiedenis van de specifieke Fair Isle stijl lees je hier. Ik kan het niet laten om een mooie wollen muts te kopen, gebreid door Elizabeth Riddiford. Warm en mooi!