Proeven van Bretagne, Lézardrieux

“Ga met je boot naar Lézardrieux, neem van daar de fiets naar Paimpol en de bus naar Tréguier… Het is een eindje de rivier op maar je zult wel zien hoe mooi het er is!” Het zijn een paar van de vele tips van zeilvriend Alain. Verschillende zomers bracht hij hier door en hij kent de haventjes.

Dinsdag 18 juni 2019

Een afgelijnd plan voor onze zeilvakantie hebben we op voorhand niet gemaakt. En dat is fijn. Want een vaag plan, dat kan niet in de war gestuurd worden zoals een strak plan… Vandaag hebben we beslist om toch te gaan proeven van Bretagne en vertrekken uit Saint Peter Port, Guernsey, bestemming Lézardrieux, ongeveer 47 mijl.

Op open zee is het rustig varen, de stroom is dwars en niet sterk, het water is kalm. Maar van zodra we de kust naderen ziet het wateroppervlak er bizar uit. ‘Kan dat nu, dat het water daar zo breekt?’ We controleren de kaart, geen problemen, we zitten op koers, er zijn geen noemenswaardige obstakels. Toch kabbelt het wateroppervlak onrustwekkend. Het zijn geen grote golven maar verraderlijke onderstromen. Omdat er weinig wind is, hebben we de motor bij staan. We besluiten de zeilen te strijken en de kust rustig op motor én automatische piloot aan te lopen. En ineens zitten we midden in het gewoel. Bizarre kolken sleuren ons eens nu eens naar bakboord en dan weer naar stuurboord. Nee, we gaan niet op de hand sturen, we laten de automatische piloot staan.

We zien nu de bakens die we moeten volgen, Les Sirlots aan stuurboord, Petit-Pen-Azen aan bakboord. Het ene moment lijkt het alsof we de aan de verkeerde kant van de boei gaan uitkomen, het andere moment is het weer goed.

Het weer is vreemd, grijzig, lauw, windstil. Aan bakboord ligt Île-de-Bréhat, we varen nu de monding van de rivier Trieux op tussen stille rotsen, groene en rode bakens. Als ik achterom kijk lijkt de lucht op te lossen in de zee, de vuurtoren La Croix die we net passeerden zweeft als in een surrealistisch schilderij.

Plots wordt het water heel anders, stiller. We varen nu tussen dikbeboste oevers. Links van ons Loguivy, rechts van ons L’Île à Bois. Maar dan gaat het ineens terug snel! We nemen gas terug maar de vloed neemt ons mee, de rivier op. De motor is nu in neutraal, we schuiven aan 3, nee, 4 knopen over de grond. Met ons stromen wier, takken en bladeren mee.

Als Lézardrieux in zicht komt zien we dat het vrij druk is aan het bezoekersponton. Met deze stroming een box in manoeuvreren, daar wagen we ons liever niet aan. Op de kopsteiger liggen twee boten met elk een boot langszij. Daar als derde tegenaan gaan liggen doen we ook liever niet. Midden in de rivier liggen nog een drijvend ponton en een aantal afmeerboeien. ‘Laat ons een boei nemen, moet lukken!’

img_0703

Als Las de boot 180° draait, lijken we ‘uit te schuiven’ in de stroming, het voelt spannend maar toch ook meteen weer goed, want eens tegenstroom liggen we praktisch stil. Gelukkig is er hier wel wat ruimte. Langzaam stuurt Las op de boei aan, ik maak gebaren, wat meer naar bakboord, vooruit, stuurboord… Voor mij zie ik de boei, het stroomt hard, het ziet er niet gemakkelijk uit. Maar met onze pikhaak met automatisch kliksysteem krijg ik de boei toch vlot te pakken. Las houdt de boot op snelheid tot we goed afgemeerd liggen. Van zodra de motor in neutraal gaat, schieten we achteruit, de boei half onder water sleurend. Maar toch liggen we verrassend rustig, midden in de rivier. Het landschap biologeert ons, nee, we gaan nog niet aan land, laat ons vanavond naar de rivier kijken.

De tijd verstrijkt, het water vertraagt, de vloedstroom valt stil. Muisstil is het hier nu.

En dan gaan we draaien. Het hoogwater is voorbij, langzaam begint de rivier nu leeg te lopen. Schuimdotten, wiernestjes, bladeren en takken drijven nu zeewaarts met de ebstroom.

De zware, lauwe lucht krijgt een vreemde kleur en ruikt naar onweer. Het rommelt in de verte, één enkele bliksem kleurt de hemel voor een ogenblik paars.

Daarna wordt alles weer donkerblauw, de avond valt over de rivier, aan de oever gaan de lichten aan…

Het eiland Guernsey, streng en zachtmoedig

“Streng en zachtmoedig, sévère et douce”. Zo noemde de beroemde Victor Hugo het eiland waar hij 15 jaar in ballingschap verbleef. Guernsey. In het romantische parkje Candie Gardens staat zijn standbeeld.

15 – 18 juni 2019

Zachtmoedig is alvast onze eerste kennismaking met Guernsey, wanneer we anderhalf uur na hoogwater de haven van St. Peter Port binnenvaren. Een vriendelijke havenmeester loodst ons Victoria Marina in en wijst ons een plekje langszij s/y Prima. De voor ons laatst beschikbare plaats in de binnenhaven. Niet dat er geen plaats meer is, we zien nog wel wat lege boxen, maar de diepgang in de haven is op veel plekken onvoldoende. Het stel op de boot naast ons is alleraardigst en de mevrouw is vol lof over Guernsey. ‘Kan je het geloven, verontschuldigt ze zich bijna, we zijn hier al ruim een week! Elke dag fietsten we ergens anders heen en alles is zó mooi…’ Tegen haar glimlach en dromerige blik kan geen reisbureau op. Als we even later verrast worden door een felle regenboog geloof ik graag dat we op een hele leuke plek zijn aangekomen.

Streng is dan weer het getij… Victoria Marina ligt in een havenkom aan de rand van de stad. Ondanks het flinke getijverschil hier valt de marina niet droog, een drempel zorgt er voor dat er altijd anderhalve tot twee meter water blijft staan. Enerzijds is het leuk om bijna in de stad te liggen, anderzijds ben je gebonden aan het moment van hoogwater om in en uit te varen, het vraagt planning. Als het water zakt verbaas ik me over de robuuste drempel. Getijden raadplegen is hier de boodschap!

Zachtmoedig is Guernsey met een netwerk van Ruettes Tranquilles, groene, trage weggetjes waar fietsers voorrang hebben, met tal van leuke restaurantjes, stille baaien met witte stranden, afgebiesd met bloemen.

Streng het verleden… Daarvan getuigt het German Military Underground Hospital, een ondergronds ziekenhuis dat tijdens de Duitse bezetting in WOII door honderden gevangenen uit de rotsen werd gehouwen. Een doolhof van eindeloze kille, vochtige gangen. Maar ook het Fort Grey Shipwreck Museum dat de verhalen vertelt van talloze schipbreuken op de beruchte westkust van Guernsey.

En zowel zachtmoedig als streng is de bizarre Little Chapel. Te kitscherig om vertederend te zijn, of omgekeerd. Een zekere broeder Déodat bouwde in 1913 een mini-versie van de grot en basiliek van Lourdes. Hij werd er mee uitgelachen, brak de boel af en herbegon. Helaas werd ook deze kapel afgekeurd, dit keer omdat een bisschop in vol ornaat niet door het deurtje naar binnen kon. Maar broeder Déodat, streng voor zichzelf, gaf niet op en bouwde een derde versie. Hij begon zijn creatie nu ook met schelpen, steentjes en scherven van porselein te decoreren. Toen een journalist een artikel over dit allerkleinste functionerende kerkje in Europa schreef, -8 mensen kunnen er een dienst bijwonen- werd het van de ene dag op de andere een bezienswaardigheid. Nieuwsgierige toeristen stroomden toe, beladen met gebroken kopjes en bordjes, zodat uiteindelijk de hele kapel van binnen en van buiten volgeplakt raakte met kleurige  scherven en scherfjes…

Streng zijn ook de hellingen en kliffen van de zuidkust voor wie met een bootfietsje op pad is… Ze bijten in onze kuiten, zo steil. Meer dan eens stappen we af, fiets aan de hand. Als we van de hoofdweg afslaan om dichter bij de kustlijn te komen en op het cliff path rond de baai Le Gouffre belanden, wordt fietsen steeds moeilijker tot onmogelijk. Het rotsige pad gaat over in smalle onregelmatige trappen waar we de fietsen moeten opplooien en omhoog zeulen. Dit alles in ruil voor de prachtige zichten op zee en rotsen beneden..

Zachtmoedig ten slotte is onze laatste avond op Guernsey. Een volle maan hangt roerloos in de diepblauwe avond, het water bijna rimpelloos. Morgen trekken we verder. Het is moeilijk kiezen. Varen we naar Saint-Malo om van daaruit terug te keren via Jersey? Dan laten we Bretagne links liggen… Of gaan we proeven van Bretagne?

Swinging in the Swinge, op naar Sark!

14 en 15 juni 2019

“Sark, Sercq in het Frans, bestaat uit twee eilandjes, Big Sark en Little Sark. Ze zijn met elkaar verbonden door een smalle heuvelrug, La Coupée. Tot 1900 werd de weg op die heuvelrug niet beschermd door leuningen, zodat schoolgaande kindertjes er bij harde wind kruipend overheen gingen.”

Nee, ik vind dit niet uit. Het staat in mijn reisgids voor de Kanaaleilanden. Schoolgaande kindertjes die van de weg geblazen kunnen worden op een eiland van vijfeneenhalve vierkante kilometer groot, ik krijg het beeld niet zo meteen uit mijn hoofd…

Maar we zijn er nog niet. We zijn nog op Alderney, in Braye Harbour. Toen we hier aankwamen waaide het uit het noordoosten, wat daar niet zo comfortabel is. De haven ligt open in die windrichting. Maar een dag later -wat is het weer toch onstabiel- maakt de wind een bocht van 180°. Het waait nu pittig uit het zuidwesten en in Braye Harbour lig je dan echt goed beschut. Maar we willen verder. We willen naar Sark. Om daar te komen kan je rechtsom of linksom. Dat laatste is het kortst maar gaat wel door The Swinge, een passage waar de stroming het water net iets harder doorheen perst dan op open zee…

En ook al maakten we ons getijden-huiswerk, de kracht van de stroming verrast ons. Met wind tegen stroom lijkt de zee wel een op hol geslagen wasmachine. Het voelt onduidelijk en onnatuurlijk, en het advies om ook nog eens de meeste rotsachtige kant bij Corbet Rock aan te houden maakt het er niet beter op… Ik ben opgelucht als we uit het geharrewar zijn en de zee in haar plooi valt.

Als de wind steeds meer in het zuiden kruipt wordt het opkruisen.

25 mijl en vijf uur later lopen we de baai La Grève de la Ville aan, ideaal bij deze wind en voorzien van zeven gele, gratis meerboeien.

Was het op zee nog een kwestie van je schrap zetten in zeilpak en reddingsvest, van zodra we de baai in glijden vallen stroming en wind weg en lijkt het op slag Middellandse Zee. Op een bootje zijn drie jonge kerels in short aan het barbecuen. Bij een glas wijn zakken we als vanzelf in zomermodus. De zon is al flink over haar hoogtepunt als we de bijboot oppompen en naar het keienstrandje peddelen.

Sark dus. Van waar we voet aan land zetten voert een smal pad zigzaggend tussen struiken, bloemen en bomen steil omhoog. Maar het pad is net iets te net voor avontuur, de geur van vers gemaaid gras verklapt dat het keurig onderhouden wordt. We wandelen op goed geluk verder en komen via The Avenue bij het Village Centre. Op Sark rijden geen auto’s en zijn de wegen niet verhard. Tractors mogen dan weer wel. En koetsen met paarden. Die verzamelen hier in het centrum. Voor de toeristen. Dagelijks worden die met boten aan- en afgevoerd en dan kunnen ze ritjes maken met die koetsen.

En hier, in het Village Centre is er internet. Dat zie je omdat iedereen er niet meer naar Sark kijkt, maar naar het schermpje op hun telefoon. En even bekruipt me het gevoel dat Sark een beetje Bokrijk lijkt, en ook very instagrammable is…

Maar ’s avonds, in onze windstille baai, met een volle maan en de vuurtoren van Point Robert om de hoek voel ik me de koning te rijk… En beslissen we om nog een dagje te blijven…

Op dag twee huren we stevige fietsen met veel versnellingen en dikke banden. Met minder komt het niet goed op Sark. En we fietsen naar La Coupée. Indrukwekkend toch, dat smalle pad met links en rechts de zee. En ik zie die schoolkindjes voor me, met hun wapperende negentiende-eeuwse schortjes, kruipend over deze weg die me op een manier doet denken aan de Chinese Muur, al heb ik die nog nooit gezien.

En dan nog een wist-je-datje. Op Sark is er een gevangenis. Met plaats voor twee gevangenen. En mochten dat godvruchtige gevangenen zijn, die op zondag naar de kerk willen, dan kan dat. Want in de St. Peter’s Church, waar elke familie zijn eigen bank heeft, te herkennen aan de met kruisjessteek geborduurde kussentjes, zijn ook twee zitplaatsen voorzien voor hen. Je herkent hun bank aan de gekruiste sleutels op hun kussens…

Sark, een beetje Bokrijk, very instagrammable en toch wel heel bijzonder...