Uit beleefdheid

Toen de vlag, dertig bij veertig centimeter, rood, geel en blauw, maanden later terugkeerde aan boord van onze Pat Panick, had ik een ‘de cirkel is rond’-gevoel. Het stemde me vrolijk. Voldaan ook. Omdat ik er van bij het begin nooit aan getwijfeld had dat het zo zou gaan…

En nu, hier in Mijdrecht, Nederland, aan een stel bijeen geschoven tafels in de kantine van een bedrijvencentrum, bedekt met tientallen kleurrijke vlaggen, komt de herinnering aan die ene vlag weer aangewaaid. En vraagt het verhaal om verteld te worden. Net als de talloze verhalen in deze kantine. Straks meer daarover.

2016, Kirkwall, Orkney.  Bij aankomst op deze eilandengroep ten noorden van Schotland vond ik het wel gepast om er de plaatselijke beleefdheidsvlag in het stuurboordwant te voeren. En niet die van Schotland… Las vond het overdreven, ’20£ voor een lapje stof, en we zullen hier amper een dag of tien rondvaren! Maar die Orcadians, dat is een volk apart. Die voelen zich niet helemaal Schots, en er stroomt wellicht evenveel Noors als Brits bloed door hun Orcadiaanse aderen. Omdat ze vonden dat een eigen vlag dat gevoel wel eens mocht uitdragen schreven ze in 2007 een wedstrijd uit. Het was namelijk zo dat hun vorige vlag, een rood kruis op een geel veld, te veel op die van het district Ulster in Noord-Ierland leek, zodat ze door het eerbiedwaardige instituut voor heraldiek in Schotland, Court of the Lord Lyon King of Arms, nooit erkend was geraakt… Een postbode uit Birsay won de competitie en de Orcadian Flag was een feit.

Het rood en het geel in de vlag verwijst naar de wapenschilden van Noorwegen en Schotland, het kruis is een Noors kruis en het blauw in de vlag verwijst naar Schotland, de zee en hun maritiem erfgoed…

Een dag of tien wappert de fleurige vlag beleefd onder de eerste zaling aan stuurboord, zoals een beleefdheidsvlag aan boord van een schip hoort te doen. Daarna berg ik ze op onder de zitting aan de kaartentafel. Niet voor lang, maar dat weten we nog niet.

 Zo’n 100 mijl verder… Groot is onze verrassing als we op Out-Skerries, één van de Shetland eilanden, solo-zeiler Henk en zijn jachtje s/y Rolwolk terugzien. We ontmoetten hem weken eerder in Peterhead, Schotland. Henk zou van daar zo ver mogelijk noordoostwaarts varen, tot aan de Shetlands, om dan rustig terug te hoppen naar de Orkney’s. Wij planden het andersom. ‘Als jij nog naar de Orkney’s gaat, dan neem je toch gewoon onze vlag mee,’ lach ik. En na een zachte schop van mijn schipper tegen mijn scheenbeen: ‘Op voorwaarde dat je die terug bezorgt in Nieuwpoort, natuurlijk..’ Later aan boord volgt nog wat schamper gemopper. Over hoe naïef ik wel ben en zo.

De zomer is al ver op haar eind als we een mailtje krijgen van Henk. Nieuwpoort heeft hij niet kunnen aanlopen op zijn terugtocht. Wel gaf hij onze vlag mee met een zeilend stel uit Nieuwpoort… De naam van de boot is hij helaas kwijt. Het was een naam uit de Griekse Oudheid, een liefje van Zeus, zoiets… Mijn schipper trekt zijn ‘zie je wel’-gezicht.

Ik vertel het verhaal aan een vriendin die in een watersportbedrijf werkt. En dan schieten lot en toeval in actie. Want niet veel later krijgt die vriendin het verhaal te horen van een stel dat afgelopen zomer naar de Orkney’s zeilde, daar een vlag mee kreeg van een Nederlander, maar de naam kwijt was van de boot voor wie ze bestemd was… De bemanning van de Lamia… Kort daarna kan ik tevreden mijn vlag weer opbergen onder de zitting aan de kaartentafel…

En nu nog even terug naar Mijdrecht… Al ligt dit een eind van zee, de mensen die we hier op een zonnige zaterdag in februari ontmoeten denken aan bijna niets anders dan de zee. En hun Breehorn. Want we zijn hier op de eerste vertrekkersdag van de Breehornzeilers. Negen stellen die binnen de drie jaar voor langere tijd weg willen met hun boot zijn hier samen gekomen en als ervaringsdeskundigen zijn Bertie en Martin van de Blue’s aanwezig. Jarenlang zeilden ze in Caraïbisch gebied en sluiten wegens leeftijd en gezondheid dit hoofdstuk af. Alle beleefdheidsvlaggen die ze in die tijd verzamelden liggen op tafel, achter elke vlag een kleurrijk verhaal.

Er wordt druk van gedachten gewisseld die dag en na afloop zijn we niet alleen heel wat tips rijker, we mogen elk een paar vlaggen meenemen. Kiezen doen we niet, we laten het gewoon aan het toeval over…

En dan koop je een boot…

Wie zeilt kijkt naar andere boten. Altijd. Al ben je nog zo tevreden met je boot, toch blijf je kijken. En keuren. En vergelijken.

De ideale boot bestaat niet. Maar er zijn een aantal criteria waar de boot van je dromen aan moet voldoen. Voor mij zijn dit een mooie lijn – lees: prettig vaargedrag -, lekker sturen, een compacte kuip. Liefst een blauwe romp. Een teak dek. Kombuis in een hoekopstelling. Karakter. Las wil ook bij zwaar weer comfortabel blijven varen, een vaste buiskap, gemakkelijk kunnen reven, een tweede voorstag. De boot moet goed met twee te zeilen zijn. En geschikt om er lange tochten mee te maken. En dan zijn er de compromissen. En er is budget..

Tweedehands zou het zeker worden. Ooit zeilden we voor een werf een gloednieuw blinkend jachtje van Nieuwpoort naar Willemstad. De boot moest daar in perfecte staat afgeleverd worden, de eigenaar was een veeleisend man. In een sluis merkte een schipper onze stress op en hij had er zijn plezier in. ‘Nagelnieuw hee’, lachte hij. ‘Geef mij maar een gebruikte boot. Het nieuw van een nieuwe boot is er zó af, dat frustreert, een oude boot kan je alleen maar beter maken.’ Er zit wel waarheid in. En een tweedehands boot heeft al haar zeewaardigheid bewezen.

Op een dag zagen we een Breehorn 37 zeilen, de Jupica. Wat zeilde dat bootje mooi. Later zagen we een Breehorn 44 in de haven van Nieuwpoort en waren opnieuw onder de indruk. En Breehorn kwam op de verlanglijst. Vrienden hebben een Hallberg Rassy, andere een Najad. Ook die kwamen op de verlanglijst. En op onze reis naar Denemarken in de zomer van 2014 zagen we verschillende boten waar we het waw gevoel bij hadden. Dat bleken allemaal Koopmans ontwerpen te zijn.

En zo trokken we een weekend in september 2014 naar Nederland, van Dordrecht tot Sneek, met een lijstje boten die er op het internet allemaal even mooi uit zagen. Het ene schip had een raar interieur, een ander rook naar schimmel, met een derde was niets mis, maar we misten de klik… Ten slotte bleven er drie Breehorns 44 over, waarvan twee boven ons budget. Die bezochten we eerst en ja, ze waren prachtig zonder meer. De boot binnen ons budget die we als laatste gingen bekijken, was heel wat ouder, bouwjaar 1993, 21 jaar oud.. Ik liet de hoop al varen, het zou beslist een oude muffe boot zijn.

Van op het ponton in Medemblik zag ze er voorzichtig veelbelovend uit, die lijn, die mooie opbouw, het sexy poepje. De teak, de blauwe lak en het tuigage zagen er nog goed uit, de touwen waren wat groen, het grootzeil vervuild, wat corrosie hier en daar. Ik bereidde me alvast voor op een tegenvallend interieur. Maar er viel niets tegen. Het teak interieur was fris, de stoffering recent en smaakvol vernieuwd, de indeling iets anders dan de nieuwe Breehorns, maar het beviel meteen.

En daar ligt ze te blinken..

En daar ligt ze te blinken..

Enkele weken later keerden we terug, met een stel vrienden, die met hun Hallberg Rassy vier jaar rond de wereld zeilden. Ze deelden ons enthousiasme.

Eind oktober volgde de keuring door een expert. De dag van de keuring was het pokkenweer, gietende regen, koud. Desondanks voelde het al aan als een warm weerzien.. Conclusie van het 22 bladzijden lange rapport: ‘Een jacht in een voor zijn leeftijd beter dan normale conditie. De nodige reparaties/controles moeten worden uitgevoerd’.

Het avontuur kan beginnen..