Lofoten 2.0

Sosiale medier, zo klinkt social media in het Noors. Een vloek of een zegen, dat maakt ieder voor zich maar uit. Zelf deel ik graag en volg met plezier wat mij boeit. Maar wat me blijft verbazen is hoe vaak onschuldige vragen op Facebook soms leiden tot zuur gebekvecht. Het lijkt voor sommigen een sport om uit te halen met smalende of betweterige reacties. Misschien hadden ze een broodje cactus als ontbijt, met daarbij een glaasje azijn, of zijn ze gewoon ongezellig geboren. Blij wordt niemand ervan. Blij word ik wel van iemands boekentip als reactie op een van mijn schrijfsels, een tip met perfecte timing.

Want het boek ‘Haaienkoorts’ van Morten A. Strøksnes speelt zich af op de Lofoten waar we weer zijn aangekomen op onze terugtocht zuid. Straffer zelfs. Centraal in het boek staat het grote witte huis op het eiland Skrova waar we ruim een maand geleden afmeerden. Rond een ogenschijnlijk simpel verhaal, -twee vrienden, een kunstenaar en een schrijver, willen een Groenlandse haai vangen-, weeft de auteur een meeslepend en caleidoscopisch web. Naadloos rijgt hij wetenschappelijke kennis rond visserij en milieu, historische feiten en filosofisch gemijmer aan elkaar, zonder een moment saai of pedant te zijn. Een aanrader.

Een passage in het bijzonder treft me. De schrijver uit zijn passionele bewondering voor de Lofoten maar relativeert tegelijkertijd.

De toeristen komen vanwege het landschap, dat als uitzonderlijk fraai wordt beschouwd. Mensen uit alle werelddelen betalen grof geld om de pracht met eigen ogen te zien. Ik begrijp hen heel goed. De dramatische bergen die recht uit zee oprijzen, het eeuwig veranderende licht, zowel ’s zomers als ’s winters, witte zandstranden, lichtgroen gras op een smalle hoedenrand van land tegen een achtergrond van verticale bergen en kleine gletsjers, het rijke leven in de zee, en bovendien een oud, en nog tamelijk intact cultuurlandschap… Ja, de Lofoten hebben zo veel, dat je snapt waarom het ene internationale reistijdschrift na het andere het eilandenrijk omschrijft als het misschien wel mooiste ter wereld.

Maar die waardering is niet vanzelfsprekend. Onze blik voor wat mooi is, is niet tijdloos, iets wat heel duidelijk wordt als je oudere beschrijvingen van de Lofoten leest.

Als voorbeeld volgt een citaat uit een reisverslag uit 1827 van een zekere Gustav Peter Blom die zich ronduit misprijzend uitlaat over… dezelfde Lofoten.

De Lofoten zijn zo gespeend van natuurschoon als maar mogelijk is. De steile hoge klippen storten zich recht in zee en laten zelden ruimte over voor een eenzaam huis… Welke van deze plaatsjes het mooiste is, is een zinloze vraag, maar het lelijkste is zonder twijfel Sund in de gemeente Flakstad. Dat ligt op een naakte klip bij een krappe, maar door scheren en eilanden omsloten haven, die nauwelijks plek voor de huizen biedt, en daarboven hangt een steile bergwand die deze en de haven dreigt te bedelven.

Sund is waar we net aangekomen zijn… En met welke ogen die meneer Blom er 200 jaar geleden ook naar keek, ik vind het hier niet lelijk, maar net prachtig… Het is avond, mistslierten zweven rond de steile bergtoppen, warmgeel licht haalt de scherpe randjes van dit ruige haventje.

Een dag eerder, in Stamsund. Het scheelt niet veel of ook ik maak deze plek af met een vernietigend oordeel. Doods ziet het er uit bij aankomst. Grauw avondlicht, een vervallen gebouw met een halfleeg restaurant, een stuurse uitbater, douches die al een maand niet gepoetst zijn en een vies washok. Maar een dag later geeft een vleugje zon kleur, blijkt de uitbater niet zo stuurs als hij eruit ziet en eten we een smakelijk bord krab in zijn restaurant…

Of Laukvika. Het zijn intussen de allerlaatste dagen waarop je hier ongehinderd zicht kan hebben op de middernachtzon. Zou kunnen hebben. Want het stormt en er is geen zon te zien. Maar als we toch op stap gaan vinden wij de brute charme van Laukvika heel apart, ook zonder zon…

Een oordeel is zo snel geveld, en is niet alles zo mooi óf zo lelijk als de bril waardoor we het bekijken? Een beetje mildheid, wat relativeren, het zou de azijnpissers op de sosiale medier niet misstaan…

Stijgende temperaturen in de Vesterålen

23 tot 28 juni 2022

Ik kijk omhoog langs honderden meters graniet en voel me een beetje duizelig. We zijn net de Trollfjord in gevaren. Deze toeristische hotspot snijdt anderhalve mijl diep in steile rotswanden en is op zijn smalst met moeite honderd meter breed. Er komt ook een cruiseboot aan en een snelle rib. De rib houdt halt, iemand gooit iets in het water en daar duikt ineens een visadelaar van hoog op een klif naar beneden. ‘Sea Eagle Cruise’ staat er in grote letters op de boot. Het doet me denken aan een dierentuin en ik vraag me af of de adelaars hier nog echt op vissen jagen, of gewoon de toeristenboten afwachten..

Dit noordoostelijk stuk van het eiland Austvågøy behoort niet meer tot de Lofoten maar tot de Vesterålen, iets minder populair dan lieveling Lofoten. Maar voor wie tijd heeft valt er heel wat moois te ontdekken. Het grootste eiland van de Vesterålen is Hinnøy, ook het grootste eiland van Noorwegen, als je de eilanden van Spitsbergen niet meerekent. In de Raftsund, de zee-engte tussen Austvågøy en Hinnøy, kan het hard stromen. Tot wel 7 knopen als een harde zuidenwind een duwtje geeft aan de noordwaartse stroom. Eiland-hoppend naar Tromsø moeten we hier voorbij.

Maar als we de Raftsund in varen, blijken we net te laat voor het getij. Dik drie knopen stroom, daar gaan we niet tegenin en we laten ons terugspoelen tot bij de eerste de beste steiger.

Ik heb het ineens koud. En dan weer warm. En wat doen mijn schouders en knieën pijn. Las beweert dat het de klim naar de top van Skrova moet geweest zijn. Maar na een zweterige nacht tikt de thermometer 38°C aan en is een sneltest ondubbelzinnig positief. Corona! Ik tel enkele dagen terug. Zou ik het opgelopen hebben op de ferrytocht vanuit Reine, waar we met velen opeengepakt zaten in een slecht verlucht scheepsruim? Of een dag eerder in het drukke droogvismuseum in Å?

De volgende dag gaan de 31 mijl naar Sortland grotendeels aan mij voorbij. Wanneer Las het laatste stuk tussen het eiland Langøy en Hinnøy in zijn eentje moet opkruisen, is gedwee wisselen van kuipbank, per keer dat hij overstag gaat, het enige waar ik fut voor heb…

Nog een dag later is niet alleen mijn temperatuur hoog, want het is gaan zomeren hier boven de poolcirkel. Languit op de kuipbank ziek ik, veelal slapend, nog eens 42 mijl uit, voor het eerst met voeten en benen bloot. Liggend zie ik twee 30 meter hoge bruggen voorbijkomen, ze verbinden Hinnøy met de eilanden Langøy en Andøy. Er schuiven besneeuwde bergen als dinosaurusruggen tegen een helblauwe lucht voorbij en we gaan het snelstromende Risøyrennen door, een smal beboeid kanaaltje door een mijnenveld van ondieptes en rotsen.

Onze eindbestemming is de ankerplek bij het eiland Helløy die als delightful en landlocked omschreven wordt. De aanloop is spannend. Tussen eilandjes door gaan we op een bepaald moment over 2,4 meter en dat is weinig want onze kiel steekt 2 meter diep. Ik sta vooraan op de boeg en zie door het kristalheldere water een nette zandbodem met plantenslierten en mollige zeesterren voorbijschuiven. Aan een slakkengangetje kruipen we verder. Bij de laatste bocht staat een ijzeren stang met een plakkaatje dat aanwijst hoe je er voorbij moet. Je vergissen is geen optie, er ligt een dikke rots achter… Even later liggen we roerloos achter ons anker in een cirkelvormige baai met zicht op een indrukwekkend berglandschap. 

De volgende dag voel ik me beter, maar nu is het Las die warm en koud blaast. Geen betere plek denkbaar voor quarantaine dan deze ankerplaats met true hurricane hole qualities en we blijven een paar dagen. Las slaapt de corona weg, af en toe peddelen we een eindje met de bijboot, plukken mosselen, en genieten van de idyllische omgeving. Dat met het zomerweer de muggen zijn komen opdagen nemen we voor lief…

Dé Lofoten! Ja, echt, we zijn er!

17 juni 2022

De Lofoten! Denk je hierbij, net als ik, aan afgelegen en ver als je het uitspreekt? Of aan desolaat? Dat ver klopt wel, we hebben inmiddels al 1750 mijl onder de kiel. Maar we zijn ook al 60 dagen onderweg en als je het één door het ander deelt valt het wel mee. Maar desolaat, dat klopt niet echt. We zijn een goeie 40 mijl geleden uit Landegode vertrokken en al van op zee zijn ze te zien, de vele witte stippen. Campers, heel veel campers. Langs en over de rij puntmutsen -beter kan je de spitse bergen hier niet omschrijven-, loopt de E10. Voor automobilisten is die Lofoten highway, één van de vele Nasjonale turistveger in Noorwegen, de enige manier om hier te komen. En dat willen er dus veel. Maar goed, de wereld is van iedereen en na twee dip-jaren halen mensen duidelijk hun reisverlangen in.

Wist je dat het Noors drie klinkers meer heeft dan wij? Behalve a, e, i, o, u en y hebben zij nog æ, ø en å… De æ houdt het midden tussen een lange aa en de a in het engelse cat, de ø klinkt als eu en de å als onze o’s in boot. Er zijn nog heel veel wist-je-datjes in de Noorse uitspraak. Hoe beter je ze onder de knie krijgt, hoe groter de kans dat je iets begrijpt van geschreven Noors. Maar gesproken Noors, dat blijft voorlopig Chinees…

Terug naar de Lofoten. De grootste eilanden van deze archipel zijn Moskenesøy, Flakstadøy, Vestvagøy en Austvagøy. Ze zijn met bruggen of tunnels met mekaar verbonden en gaan over in een volgende archipel, de Vesterålen. Die haakt zich dan weer met de eilanden Langøy, Andøy en Hinnøy vast aan het vasteland. Vis, mist, puntbergen en rorbuer, misschien wat oneerbiedig om de Lofoten zo samen te vatten. En toch…

Vis – Sørvågen en Å

Als we Sørvågen (let op de klinkers!) aanlopen ruiken we het meteen. Vis. Zonder kop en per twee aan de staarten bijeengebonden hangen de kabeljauwen aan houten rekken. Ze drogen aan de lucht, er komt geen zout aan te pas. Dat is tørrfisk. Wordt vis met zout gedroogd, dan is dat klippfisk. De koppen hangen aan andere rekken te drogen. Zonder tongen. Want die zijn er meteen na de vangst uitgesneden en vinden als delicatesse hun weg naar restaurants. Kabeljauwtongen snijden is in de vissersgemeenschappen op de Lofoten een taak van de kinderen. Want als de vis komt, werkt iedereen mee.

Vroeger was de visserij veel groter. Elke winter zwommen hele scholen kabeljauw vanuit de Barentszee naar de Lofoten. Vissersboten kwamen van overal uit Noorwegen, en waren zo talrijk dat van januari tot april de havens uit hun voegen barstten. Wie waar en wanneer mocht vissen, was streng geregeld. Niet ver van Sørvågen ligt een authentiek vissersdorpje, Å. En al is het piepklein en bestaat de naam uit slechts één letter, het heeft twee musea. Het ene is gewoon het hele dorp en het andere, het tørrfiskmuseum, is het enige stokvismuseum ter wereld…

’s Avonds proeven we stokvis en kabeljauwtong bij het voortreffelijke Maren Anna

Mist – Reine

We zijn 5 mijl verder, in Reine, en graag zou ik vertellen over een van de mooiste stranden van de Lofoten, Bunes. Maar helaas, ik heb het niet gezien. Na het oversteken van de Reinefjord met de ferry en na een fikse wandeling lopen we tegen dikke, witte mist aan. Die, van zodra we op de terugweg zijn, spottend oplost.

En na de middag is daar ineens stralend zomerweer en worden we na het beklimmen van Reinebringen, met een uniek uitzicht beloond. Dat het weer in de Lofoten veranderlijk is, is zacht uitgedrukt… Maar de middernachtzon, die maakt het altijd goed.

Rorbuer – Nusfjord en Henningsvær

Rorbuer is het meervoud van rorbu. Een rorbu is een houten huis, meestal rood of geel, dat half op de rotsen en half in het water op houten palen staat. Ooit boden deze huizen onderdak aan vissers die uit heel Noorwegen naar de Lofoten kwamen voor het visseizoen maar nu, met de visserij op zijn retour, zijn de meeste van deze huizen omgebouwd tot vakantieverblijven. In Nusfjord, 10 mijl ten noordoosten van Reine, is zelfs het hele vissersdorp een stijlvol resort geworden, met in de kleine havenkom plaats voor twee bezoekende jachtjes. De smalle ingang tussen steile rotswanden is behoorlijk spectaculair.

Ook Henningsvær, het vierde haventje dat we 23 mijl verder aanlopen, heeft alle Lofoten ingrediënten. Vis, rorbuer, veranderlijk weer en indrukwekkende bergpieken op de achtergrond… Dit smaakt naar meer!